GEODETISCHE ASPECTEN
van het plaatsen van de pijlers voor de stormvloedkering
in de Oosterschelde
Ir. H.R. van der Wal
Inleiding
In 1974 kreeg Rijkswaterstaat de opdracht de mogelijkheid te bestuderen van de
bouw van een stormvloedkering in de getijgeulen van de Oosterschelde monding.
Een groot aantal ontwerpen ontstond, waarbij gebaseerd op eerdere ervarin
gen - het caisson een grote aandacht kreeg. Na evaluatie van deze ontwerpen
werd een drietal ontwerpen geselecteerd, twee gebaseerd op caissons en een op
pijlers gefundeerd op putten, waarbij de voorkeur uitging naar het laatstgenoemde
ontwerp. Na de parlementaire beslissing in juni 1976 het groene licht te geven
voor de bouw van een stormvloedkering werd hard gewerkt aan de verdere uit
werking van dit ontwerp. Een kleine groep van geodetisch deskundigen werd
gevormd om de met dit ontwerp verbonden meetproblematiek nader te bestude
ren. Bij deze uitwerking, die uiteindelijk heeft geleid tot de nu bekende pijler-
vorm, is sprake geweest van een veelvoudige interactie tussen ontwerpers en
genoemde groep van meetdeskundigen.
Gesteld kan worden dat dit samenspel mede van invloed is geweest op het huidige
ontwerp en de methode van uitvoering, waarbij het "ja" tegen de meettechnische
haalbaarheid van het dynamisch plaatsen van de pijlers een belangrijk punt is ge
weest.
Dit samenspel is daarna kenmerkend geworden voor de ontwikkeling van bijzon-
201