hefschip tijdens het afzinken en de meetnauwkeurigheden;
fabricage-fouten in de schuiven welke relatief klein zijn;
ongelijke loop van de schuiven tengevolge van de gekozen onafhankelijke aan
drijving van de hydraulische cylinders;
deformaties van de bodem onder de pijlers tengevolge van lokale verschillen in
samenstelling en verdichting;
uitspoelen van eventueel achtergebleven zandlagen tussen de funderingslagen
en tussen bovenste funderingslaag en onderkant pijler.
De toleranties van de corresponderende processen zijn uitgedrukt in verschuivin
gen en rotaties in een assenstelsel waarbij de oversprong ligt in het vlak van de
onderzijde van de pijler, welke voor elke pijler op eenduidige wijze vertaald kun
nen worden naar het hart van de schuifgeleiding.
Toleranties afzonderlijke pijler:
AX 30 cm A0X 8 mm/m
AY 30 cm A0Y 4,5 mm/m
AZ 15 cm A0Z 5 mm/m
Deze toleranties moeten gezien worden als 2 sigma waarden, dus een overschrij
dingskans van 5%.
Bij het opstellen van de toleranties werd reeds spoedig duidelijk dat het ontwerp
met betrekking tot de fabricage van de schuiven aanpassing behoefde, daar anders
de benodigde schachtbreedte van de schuifgeleiding ontoelaatbaar groot zou
worden. Besloten werd om het fabric age-proces van de schuiven zodanig te ver
anderen dat de lengtemaat kon worden aangepast aan de hand van meetgegevens
over de stand van de pijlers na plaatsing zonder afbreuk te doen aan de voordelen
van prefabricage.
Met het uitwerken van de meetproblematiek voor het pijlerplaatsen kon vroegtij
dig worden begonnen in tegenstelling met de andere, later volgende, processen
om te twee volgende redenen:
Na de keuze van het type pijler kon het proces van pijlerplaatsen in korte tijd
gedetailleerd worden omschreven in tegenstelling met de andere processen
waarbij het ontwerp vaak nog niet was uitgekristalliseerd of zelfs nog in dis
cussie was.
Eventueel noodzakelijke kleine aanpassingen van het pijler-ontwerp ten be
hoeve van survey-doeleinden moesten voor de aanvang van de bouw bekend
206