Nieuwsgierig keek ik naar de boeken voor volwassenen in het lokaal naast de
jeugdafdeling. Door de glazen verbindingsdeur kon ik net het einde van de rijen
alfabetisch opgestelde boeken zien. Daar stonden zowaar boeken van Emil Zola
van wie ik al een boek gelezen had dat handelde over het harde leven van de
Franse mijnwerkers. Maar alleen het kijken door de deur leverde mij al een boze
blik op van de bibliothecaresse. Om lid te mogen zijn van de "grote" bibliotheek
moest men in die tijd achttien jaar zijn en ik was toen net vijftien.
Van je vijftiende tot je achttiende jaar duurt veel langer dan van je vijfenvijftigste
tot je achtenvijftigste zoals ik nu weet en dus piekerde ik over manieren om lid
te worden van de grote bibliotheek zonder drie jaar te behoeven wachten. Dat
was niet zo eenvoudig want al werd de grens van achttien jaar niet zó scherp aan
gehouden (er waren in bijzondere gevallen ontheffingen mogelijk voor zeventien
en soms zelfs voor zestienjarigen) om aan jongetjes van vijftien jaar boeken uit te
lenen waar misschien wel woorden als zwanger in zouden kunnen voorkomen,
dat was er in die tijd beslist niet bij!
Mijn vader raadde mij aan een brief te schrijven aan de wethouder van onderwijs.
Maar die methode om een schijnbaar onbereikbaar doel toch te bereiken door
een toestemming los te peuteren van ambtelijk hoog en daarmede af te dalen naar
ambtelijk laag, een methode die ik later talloze malen met succes heb toegepast
ten behoeve van studenten maar ook wel eens voor mijzelf, die methode sprak
mij toen nog niet zo aan.
Typografisch was het verschil tussen een jeugdleeskaart en een kaart voor volwas
senen maar gering. Het verschil zat hem alleen in de kleur van het papier waarop
de kaart gedrukt was. De volwassenenkaart was donkerblauw en de jeugdkaart
lichtblauw maar, waarschijnlijk om op het zetwerk te besparen, was de tekst
precies dezelfde.
Het was oorlogstijd en onder de invloed daarvan gaan ook fatsoenlijke mensen
ongeoorloofde dingen doen, dat herinner ik mij nog heel goed. Zo begon ik een
poging tot vervalsing door mijn lichtblauwe jeugdkaart met -waterverf donker
blauw te kleuren. Maar het resultaat was vlekkerig en ook het veranderen van
mijn geboortejaar 1926 in 1923 lukte niet best. Dat is verklaarbaar door het feit
dat het nog ruim een jaar zou duren voor ik mijn eerste kleur- en radeerlessen
zou krijgen bij het Kadaster.
Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat, om de felbegeerde donkerblauwe kaart
in handen te krijgen, er maar één methode een redelijke kans van slagen had: ik
moest mij uitgeven voor achttienjarige. Maar dat kon natuurlijk niet bij het filiaal
in Rotterdam Zuid, daar kenden ze mij veel te goed! Nee, succes kon ik alleen
hebben bij de grote Centrale Bibliotheek. Daar, verbeeldde ik mij, zou het veel
drukker zijn en zouden ze dus minder tijd hebben om op leeftijdsgrenzen te let
ten. Bovendien was daar in die tijd geen jeugdafdeling zodat iedereen die daar
20