gebouw van de Telefoondienst waar eerder de Vleeshal met zijn prachtige dubbele
trapgevel voor had moeten wijken, was voor de helft verwoest maar met een
houten noodtrappenhuis was de gespaarde helft bereikbaar gemaakt. Het gebouw
van de Spaarbank was zo goed mogelijk hersteld, zodat de Rotterdammers toch
als vanouds naar de "Botersloot" konden gaan om geld te halen of te brengen al
naar gelang hun financiële situatie. En aan de overzijde stond stoer en massief
het gebouw van de Gemeentebibliotheek. Dit gebouw, tussen 1918 en 1923
gebouwd door de gemeente-architect D.B. Logemann, en dat geheel was opge
trokken uit beton en zware baksteen, was gelukkig voor verwoesting gespaard
gebleven. Alleen het torentje was vernield. Doordat het gebouw losstond van om
liggende percelen was het ook gespaard gebleven voor de grote brand, die na het
bombardement uitbrak. Zo bleef de kostbare boekenverzameling, waaronder vele
werken van Erasmus, voor Rotterdam behouden. Voor het gebouw lag de Nieuwe
Markt, stil en verlaten. Niets herinnerde er meer aan dat dit plein eens het centrum
van vreugde en jolijt was, waar vele jaren lang de Rotterdamse kermis was gevierd.
In 1872 had de burgerij hier een beeld opgericht om de herinnering levend te
houden aan de grote feesten die in dat jaar gevierd waren ter herdenking van de
verovering van Den Briel door de Watergeuzen. Het beeld stelde de Maagd van
Holland voor in feeststemming. Ze liet haar hoedje vrolijk zwieren op haar lans
en hield de andere arm uitdagend in de zij. Nu stond er alleen het voetstuk van
het beeld met nog de sporen van de grote brand. Het beeld zelf was op last van
de bezettei verwijderd.
Een beetje aarzelend klom ik de monumentale trap op en bekeek de gebeeld
houwde figuren, voorstellende Kunst en Wetenschap, die de entree versierden.
Toen opende ik de zware deur en ging naar binnen.
Vanaf het ogenblik dat ik binnenstapte, ging alles anders dan ik mij had voorge
steld. In plaats van de massa waarin ik dacht schuil te gaan, trof ik een volkomen
lege uitleenhal aan. De deftige sfeer van de hal met zijn zwart-witte marmeren
wanden overweldigde mij een beetje. Wat een verschil met die afgekeurde school
in Zuid!
Voor de balie met het bordje "Nieuwe Abonnementen" stond, zoals men toen
zei, een juffrouw. Hoewel jong en onervaren zag ik direct dat het een heel mooie
juffrouw was. Zij droeg een glanzende blauwe japon die prachtig kleurde bij haar
diepblauwe ogen. De aanblik van de juffrouw deed mij mijn laatste restje zelfver
trouwen verliezen en haperend zei ik het zinnetje dat ik thuis zo vaak vlekkeloos
had gerepeteerd: "ik ben pas achttien geworden en zou graag lid willen worden
van de grote bibliotheek". De juffrouw keek mij enkele ogenblikken aan en zei
toen: "je bent veertien". Dat was, om in de terminologie van die tijd te spreken,
een voltreffer. Ik wist niets terug te zeggen en er viel een stilte. Toen zei de juf-
22