meting en aan simultane satelliet- of astronomische metingen. Baarde is altijd achterdochtig tegenover correcties, calibratie en voorbewerkte metingen geweest. Ook de ingewikkeldste voorbewerkingen maken van een slecht instrument geen goed instrument. Iets om te onthouden nu steeds meer elektro nica in de instrumenten wordt ingebouwd. Fysische effecten binnen het vereffe ningsmodel vinden in de Baarda-theorie pas veel later hun plaats, als speciale alternatieve hypotheses in de toetsingstheorie. Baarda's houding komt waarschijn lijk gedeeltelijk voort uit het feit dat hij identificeerbare fysische effecten (re fractie bijv.) niet als stochastische grootheden wenst te modelleren. Mét Van Dantzig wijst hij subjectivistische en Bayesiaanse tendenzen van de hand (de enigszins subjectivistische vage midwaarde beschouw ik hier maar als een jeugd zonde). Ook in de toetsingstheorie wordt van een puur deterministisch foutcon- cept uitgegaan: een fout is gemaakt of niet. Alleen het in principe herhaalbare experiment geeft tot stochastische grootheden aanleiding. Het spreekt dat de Baarda-school het moeilijk had met de "ongefundeerde a-priori's" die in de satel liet geodesie als "weighted parameters" verschenen om singulariteiten te voorko men. Ook de stochastische modellering van het zwaartekrachtveld, in collocatie en bijv. in de geïntegreerde geodesie zorgde aanvankelijk voor problemen. Baarda's eigen "sloot-voorbeeld", met herhaalbaarheid in plaats in plaats van herhaalbaar heid in tijdverduidelijkt veel. Baarda zelf was, zoals gezegd, minder orthodox dan Tienstra. Vooral later ge bruikte hij vrijelijk de mathematisch-statistische terminologie. Ik wil u echter wel verklappen dat ik zelf nog liberaler ben aangelegd. De subtiele formuleringen van de grondslagen hebben niet altijd hun consequenties voor de toepassingen. Je zou kunnen zeggen: de resultaten en conclusies zijn invariant onder zekere sub tiele modificaties van de grondslagen! Soms worden tegengestelde opvattingen alleen veroorzaakt doordat partijen de zaak van een andere kant bezien. Heeft men dit eenmaal door, dan kan men de opvattingen met elkaar verzoenen en de respectieve formuleringen soms zelfs eenvoudig in elkaar transformeren. Of men nu van verwachtingswaarde, midwaarde of "ware waarde" spreekt lijkt mij niet zo belangrijk. Als men maar goed het onderscheid maakt met de gemid delde, dat is: de vereffende waarde. Ook tegen het gebruik van realistische, dat wil zeggen pessimistische a-priori's weet ik weinig in te brengen. Indien men met deterministische beschouwingen niet meer verder komt, dan valt het te proberen of een stochastische zienswijze wat oplevert. Zie het zwaartekrachtveld, zie ook wellicht het probleem van de afstemming van toetsingsparameters. Het is toch juist de bedoeling van wetenschap om produktieve simplificaties te verzin- 263

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 266