nen. De maatschappij houdt zich ook heus niet precies aan de schema's van de Haan. Als men zijn veronderstellingen, zijn model, maar steeds expliciet maakt. Tot zover over de grondslagen van het stochastische model. Voordat ik nu naar het functionele model overschakel, een enkel woord over de reeds door Tienstra gebruikte indexnotatie. Het zal u in het licht van het bovenstaande niet verbazen dat ik de indexnotatie niet als belangrijk voor de Delftse traditie beschouw. Het woord zegt het al: dit is al heel gemakkelijk in een andere, bv. matrixnotatie te vertalen. Toen deze laatste nog niet bestond, toen was de indexnotatie nuttig, met als toegift de extra inzichten door de meetkundige interpretatie verschaft. Maar als men wil kan men de bedoelde meetkundige concepten ook wel zonder indices introduceren. Hoe groot de verdiensten van de indexnotatie ook mogen wezen, in ieder geval heeft de onbekendheid en ondoorzichtigheid van dit formalisme in dit geval lange tijd de verspreiding van waardevolle ideeën tegengehouden vooral in het buitenland. Veel bleef obscuur, in de zin van: slecht toegankelijk en moeilijk met bestaande theorie in verband te brengen. Zonde! Van Mierlo, Kok en Strang van Hees deden goed werk door Delftse ideeën voor het buitenland te vertalen. Functiemodel en stochastisch model vullen elkaar aan. Wat niet in het functie model gestopt wordt, komt in het stochastische model terecht. Het functiemodel moet dus zo zijn, dat de resteffecten inderdaad stochastisch zijn, zoals boven omschreven. Bovendien moet het stochastisch model niet tè ingewikkeld worden. In het functiemodel mogen dus alleen meetbare, in de zin van wélbegrepen, vol doend constante grootheden voorkomen. In de Delftse School probeert men grootheden in eerste instantie door combina tie van elementaire, minder fatsoenlijk grootheden te verkrijgen. Voorbeeld 1waterpassing, voorbeeld 2: vlakke puntsbepaling. Zo kan men direct een eerste standaardvraagstuk formuleren, zonder dat eerst "nuisance parame ters" geëlimineerd hoeven te worden. De vlakke puntsbepaling is het klassieke succesnummer van deze aanpak. De al gebra van de al door Tienstra in de landmeetkunde gebruikte complexe getallen loste in één klap een boel problemen op. Conceptuele, zowel als theoretische en praktische problemen. Verschillen van complexe getallen worden vectoren in R2 quotiënten daar weer van maken lengteverhoudingen van lengtes (in de modulus) en hoeken uit richtingen (in de exponent). Deze symmetrie wordt pas echt mooi met afstandmeetmethoden die lengteverhoudingsmeting tot een realistische optie maken. Ook in de formules blijken de complexe getallen erg handig. Zij leveren 264

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 267