frouw: "waarom wil je dat zo graag?" Toen ze dat zei, kreeg ik weer een beetje
moed en ik vertelde van de boeken die ik gelezen had en noemde de boeken die
ik zo graag zou willen lezen. Er ontstond zowaar een plezierig gesprek waarbij ik
mijn zelfvertrouwen herwon. De juffrouw vroeg ook welk boek ik het laatst gele
zen had en dat was "De barre winter van negentig" van Herman de Man. Daarmee
nam ik enig risico want Herman de Man, een pseudoniem voor Salomon Herman
Hamburger, was een naar Zwitserland uitgeweken joodse schrijver, wiens werk in
die tijd tot de verboden lectuur behoorde. Maar de juffrouw liet mij rustig ver
tellen hoe dit mooie boek mij had geboeid.
Het was intussen toch drukker geworden in de hal en de juffrouw draaide zich
half om en keek naar een mijnheer die een eindje verderop in de ruimte in een
soort kasboek zat te schrijven. "Een ogenblikje", zei ze en liep naar de man toe.
Ze begon tegen hem te praten, de man bleef intussen gewoon doorschrijven.
Even staakte hij zijn geschrijf en keek op in mijn richting, maar zijn gezicht kreeg
onmiddellijk een misprijzende uitdrukking. Hij boog zich weer over zijn werk en
schudde van nee. Hij bleef neeschudden toen hij alweer aan het schrijven was. De
juffrouw sprak nog even door maar de ambtenaar reageerde niet meer. De juf
frouw kwam terug naar de balie, haar blauwe ogen leken iets zwarter. "Het mag
niet", zei ze, "je moet echt nog een poosje wachten". Een gevoel van berusting
was bij mij al aanwezig maar de juffrouw aarzelde. Toen schoof ze mij, nog even
omkijkend naar de schrijvende ambtenaar een half kladblokvelletje toe en zei:
"schrijf hier je naam, je adres en je geboortedatum maar op; heel misschien doe
ik wel iets voor je. Kom volgende week maar terug".
Een week waarin ik mij van alles wijsmaakte kroop voorbij.
Weer ging ik 's woensdags naar de Nieuwe Markt maar in de hal kreeg ik het ge
voel van een koude douche. De blauwe juffrouw was in geen velden of wegen te
bekennen. Achter de balie voor de nieuwe abonnementen stond een schoolvoor
beeld van een verzuurde ambtenares, die mij kattig aanstaarde. Ze trok haar
wenkbrauwen even hoog op, een onuitgesproken "Wat wil je?". Het was duidelijk,
hier kon alleen zakelijk gehandeld worden. "Ik kom mijn leeskaart afhalen", zei
ik daarom zo gewoon mogelijk en noemde mijn naam. De juffrouw greep het
stapeltje donkerblauwe kaarten, dat voor de afhalers gereed lag en begon te zoe
ken. Met spitse vingers frunnikte zij een kaart uit het pakje en las mijn adres.
Toen ik sprakeloos knikte schoof ze mij de kaart over de balie toe. "Een gulden"
zei ze niet eens onvriendelijk. Bibberig zoals ik toen al was, peuterde ik de zilver
bon uit mijn portemonnaie, griste de kaart weg en draafde er mee naar buiten de
Nieuwe Markt op. Warempel, een donkerblauwe kaart met mijn naam, mijn adres,
mijn geboortedatum hé, die was niet ingevuld! Plotseling realiseerde ik mij
dat ik helemaal niet buiten moest zijn maar binnen! En voor de derde keer klom
ik de hardstenen stoep op om voor de eerste maal boeken te lenen uit de grote
23