streep). Door de grenswaarden van de coördinaten te wegen met de bijbehoren de gewichtsmatrix wordt basisonafhankelijkheid gecreëerd, en tevens de koppe ling aan de precisie mogelijk. Zie bijv. het stuk van Baarda's staf in het Baarda- boek. Deze opzet heeft dus zijn voordelen, maar de weging als boven is een wel erg drastische operatie. Men verkrijgt niet alleen basisonafhankelijkheid maar in variantie onder alle mogelijke lineaire transformaties. Is dat niet een beetje veel van het goede? Ik hoop dat u uit mijn kritische evaluatie niet de onjuiste indruk krijgt dat ik negatief tegenover het gedachtengoed van de Delftse School zou staan. Roelofs besprak in kadaster en landmeetkunde indertijd de HTW-'56. Hij citeerde uit Tienstra's bespreking van het boek van Schermerhorn en van Steenis. Dit citaat op mijn beurt parafraserend, zou ik willen zeggen: Wanneer ik thans met enige opmerkingen kom, is dit niet om aan de waarde van het werk afbreuk te doen. Ik geef ze om er mee aan te tonen dat het mij ernst is geweest met de beoorde ling ervan, en in de hoop dat de bekritiseerde onderdelen in de volgende jaren aangevuld, gestroomlijnd en aangescherpt mogen worden. U bent het vast met mij eens dat de geschetste gedachtenwereld voldoende in houd heeft, en voldoende samenhang vertoont om ook op inhoudelijke gronden te besluiten: er bestaat een Delftse School. Hopelijk bent u het eveneens met mij eens dat de Delftse theorie nog niet voltooid is. Er blijft dus werk aan de winkel. En dan heb ik mij, door de aard van deze beschouwing, met zijn nadruk op de constanten in de Delftse traditie, nog maar beperkt tot de al wat langer bestaan de onderdelen! Hiernaast namelijk in de gezichtkring van de Delftse mathema tisch geodeet juist de laatste jaren gestaag uitgebreid. Zo ziet men bij voorbeeld de hernieuwde samenwerking met de astronomen, in Brouwer zijn VLBI-onder- zoek, en in het Hipparcosproject. VLBI leerde ons over referentiesystemen, aardrotatie en aardgetijden. De ge noemde meer algemene schrankingstransformatie werd ook in het kader van VLBI geïmplementeerd. Het Hipparcosproject met zijn enorme stelsels vergelij kingen dwong ons de rekentechniek verder te optimaliseren. Ook een paar interessante rangkwesties doken op. In het kader van het Hipparcosproject begon ik interessante samenhang te zien tussen de rekentechniek en de theorie: De precisie definitie van iteratief gedefi nieerde datums. En misschien de ontwikkeling van supersnelle rekenmethodes gebaseerd op de theorie van continue en elastische netwerken. Op het punt van de rekentechniek wordt nu met de groep fotogrammetrie samen gewerkt. De verwante problemen in het Frank-project van de Stichting SVI wer den met quaternionen aangepakt. Een leuke toepassing in de zeegeodesie was het 269

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 272