recente afstudeeronderwerp (Nanninga): Nauwkeurigheid en planning van hydro
grafische opneming.
Last but not least echter wordt de geïntegreerde en dynamische gegevensverwer
king steeds belangrijker. Dadelijk al ten behoeve van de navigatie: on-line nauw
keurige plaatsbepaling, op een bescheiden rekenmachine, onder meer ten behoeve
van hydrografische, exploratieve en baggerwerkzaamheden. En op enige termijn
ook op het land, met meenemen van GPS en traagheidsnavigatie gegevens. Een
en ander in samenwerking met eigenlijk de gehele vakgroep.
Ik ben er voor dat de mathematische geodesie binnen de afdeling om zich heen
kijkt en dat ook de afdeling op zijn beurt om zich heen kijkt naar de buur disci
plines. De mathematische geodesie zou zijn ondersteunende taak richting de an
dere vakgroep bijvoorbeeld beter kunnen vervullen. De praktische kwaliteitsbe-
beschrijving van zeer grote digitale bestanden, ook van detailpuntenvelden, is tot
nu toe een onopgelost probleem. Uit eigen ervaring kan ik melden dat de samen
werking met astronomen en signaalverwerkers bijzonder leerzaam is.
De altijd dienstverlenende houding van de geodeet, als leverancier van data aan
natuurwetenschappers en planners, komt mij soms wat overdreven altruïstisch
voor. Waarom zou de geodeet niet proberen zich ook zelf in interpretatie te ver
diepen? En waarom, bijvoorbeeld, houdt de Nederlandse geodeet zich tot nu toe
verre van het aardse magneetveld?
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik bedoel maar: er is voorlopig genoeg te doen.
U vraagt zich misschien af: hoe kun je dat alles willen en toch binnen de Delftse
traditie blijven? Dat is een goede vraag. Wat zou er op zo'n breed terrein als we
zenlijk overblijven? Gemeenschappelijke inspiratie in elk geval, maar dat klinkt
wat vaag. De aandacht voor de praktische toepassing, voor het gehéle probleem,
is het eerste bestanddeel. De kritische instelling, het doorvragen naar de grondsla
gen, het tweede. En betoog voor voldoende strenge doch elegante modellen het
derde.
Met die ene Delftse School, in de architectuur, is het niet best gelopen. Na het
vertrek van Granpré Molière werd er niet veel meer van vernomen, zegt men. Bij
de Delftse School in de geodesie is hier geloof ik niet zoveel gevaar voor. De
mensen aan de afdeling die zich voor het voortbestaan van de Delftse School ver
antwoordelijk weten, hebben er waarachtig wel zin in, en zij weten in het alge
meen hun mondje best te roeren!
270