van de zwaartekracht, kan apart beschreven en tot het functiemodel gerekend worden. De rest hoort bij het stochastische model. Maar in tegenstelling tot de stochastische modellen in de landmeetkunde of fotogrammetrie speelt bij bewegingsprocessen de factor tijd een belangrijke rol. Het stochastische gedeelte wordt een stochastische tijdreeks. In het geval van een "statische" probleemstelling wordt de waarneming via de registratie ver bonden met een al eerder uitgevoerd experiment met herhalingsmetingen21). Dit feit vormt de basis voor de toepassing van de statistiek. In het dynamische geval is herhaling echter uitgesloten. Om toch de statistische basis te kunnen behouden, moet in elk geval onderzocht worden of steekproeven genomen langs de tijdas en op één tijdstip bekeken statistisch gezien dezelfde eigen schappen hebben als het statistische ensemble.22) Als dit wel het geval is, kun nen bijv. de statistische momenten van de eerste en tweede orde uit één reali satie van de tijdreeks afgeleid worden. Hier bestaat echter een tweede pro bleem. Zijn deze momenten afhankelijk van de tijd of niet? Alleen in het geval van tijdsonafhnakelijkheid blijven.de oplossingsmethoden redelijk een voudig. Verder wordt in de differentiaalvergelijking (4) het model van de stochastische tijdreeks geïntroduceerd. Dus ook de differentiaalvergelijking krijgt een stochastisch karakter. Maar wat zijn de definities van differentiatie of integratie in het geval van een stochastische functie?23Wij zien dus dat ook de juiste behandeling van stochastische tijdreeksen in onze modellen spe ciale aandacht vraagt. 3. Hoe wordt het dynamische model in het waarnemingsproces ingeschakeld? Ook hier is een voortzetting van de door prof. Baarda ontwikkelde gedachten- gang wenselijk. Een probleem is dat overtalligheid een van de fundamenten van de vereffeningstheorie in het geval van bewegingsprocessen niet te reali seren valt. De combinatie of integratie van verschillende meetprocessen, nl. het simultane waarnemen is een van de mogelijkheden. Als gevolg daarvan worden de modellen vrij complex. Ik was oorspronkelijk van plan het laatste gedeelte van mijn verhaal aan de wijze van kennisoverdracht in ons onderwijs te wijden. Het zou dan moeten gaan over efficiënt leren, de relatie van colleges en practica, de ideale vorm van een college enz. zoals dat in boeken over didactiek staat. Ik kies echter voor een ander einde. In 1984 kreeg ik de kans om China te bezoeken. In Guilin, in het zuiden van het land, zag ik verschillende keren heel vroeg in de ochtend een groepje mensen he lemaal ontspannen hun t'ai chi oefeningen aan het doen. Kort geleden kwam ik in een boek een discussie tussen een westerse natuurkundige en een oosterse WuLi master tegen.24) Uit hun gesprek citeer ik twee korte stukjes die betrek - 284

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 287