afstand tussen twee punten niet constant d\/2, maar variërend met de onderlinge afstand tengevolge van optredende correlatie". Kies nu een snelliuspunt en bepaal dit uit de punten van een der driehoeken van de ene ketting en evenzo voor de andere ketting. Worden beide snelliuspunten nu bepaald met een cirkelvormige foutenkromme met straal d (t.o.v. de punten van de betreffende driehoek), dan blijkt dat de middelbare fout in de afstand tussen beide snelliuspunten groter dan d>/2 is." Deze inconsequentie had vermeden kunnen worden als voor de straal van de foutenkrommen van de snelliuspunten niet d maar d' genomen was, met d\/2 de relatieve middelbare coördinaatfout van de betreffende driehoeks- punten"] Ook verder geeft het consequent vasthouden aan het principe van d\/2 als maxi male middelbare afstandsfout moeilijkheden. Zo mag toch een kortgesloten maat, uit coördinaten berekend, niet veel onnauwkeuriger zijn dan de directe meting. Immers juist bij fotogrammetrisch opgenomen objecten, waar wel de middelbare afstandsfout ongeveer constant is, zal men korte afstanden terrestrisch dienen bij te meten. Dit stemt ook met de praktijk overeen, waar door een juiste opzet van het meet- lijnennet de relatieve coördinaatfouten van de veel- en driehoekspunten gelijke lijk over het te meten terrein verdeeld worden; dit is de reden waarom in Neder land de coördinaat- en poolcoördinaatmethode weinig geliefd zijn. Het lijkt mij daarom toe dat wij in theorie de toelaatbare relatieve middelbare coördinaatfout moeten variëren met de afstand. In de praktijk zal echter het HTW-systeem door zijn eenvoudige en praktische hanteerbaarheid zoveel moge lijk gehandhaafd moeten blijven, hoewel met enkele correcties. Hoe dieper wij echter in de puntsbepaling doordringen, des te ingewikkelder worden de berekeningen door de nauwe samenhang van onze metingen. Die zal het zeer moeilijk maken enigszins algemeen geldende normformules op te stellen, formules die bovendien aan de eis van eenvoudigheid voldoen. 1984 Eigenlijk typisch, dat we na al die jaren van variantieberekeningen van netwerk coördinaten, binnen en buiten onze landsgrenzen, nog niet voldoende weten. De reden is, dat nu pas een voldoende inzicht en overzicht van de problematiek is verkregen om tot rangschikking en verbinding van deelresultaten over te kunnen gaan. Deelresultaten komen van de analyse van verschillende typen meetinstrumenten en hun gebruik in weer verschillende typen netwerken. Belangrijk is niet een ver schil in type meetinstrument, typen groeiend met de technologische kennis, maar wel hoe de meetgrootheden gedefinieerd worden, wat hun bias en precisie- 310

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 313