beschrijving is, waarbij essentieel is de onderkenning en eliminering van in elk
fabricageproces ingeslopen en meestal tijdsafhankelijke meeteenheden. Pas
dan is het mogelijk per netwerk tot een coördinaatdefinitie te komen, een keuze
definitie die samenhangt met het nu reeds voldoend bekende begrip "schrankings-
of S-systeem". Inzicht in deze problematiek is verworven via terrestrische meet
instrumenten in tweedimensionele netwerken. Extrapolatie voor weer terrestri
sche instrumenten met richting- en lengtegetalmeting in driedimensionele net
werken is gelukt, hoewel nog vragen openstaan.
Maar laten we tot de hedendaagse realiteit terugkeren, de moeilijkheden zijn zo
ook reeds groot genoeg. In de loop der tijd zijn verschillende typen netwerken in
Nederland ontstaan en dit proces zet zich door. Ontstaan is nog wat anders dan
blijven bestaan, verlies van vastleggingen en verandering van opvattingen maakt
dat er nog wel eens aan geknutseld wordt of dat delen geheel verloren gaan, het
geen de problematiek niet eenvoudiger maakt. Er zijn de eerste, tweede en derde
orde RD-punten, kringnetten tachymetrische en fotogrammetrische netwerken
en terrestrische en fotogrammetrische detailmetingen. Getracht wordt nu eerst
een precisiebeschrijvingvan coördinaten van elk type puntsbepaling te geven door
wisselende waarden van parameters van steeds dezelfde kunstvariantiematrix. Dit
lijkt te gelukken, al geeft de beschrijving van de detailmeting nog zorgen. Om te
komen tot een eenvoudige beschrijving, moet worden uitgegaan van betrekkelijk
regelmatig opgebouwde netwerken. Onregelmatigheid in de praktijk betekent
dan een toeslag die aan grenzen kan worden gebonden, hetgeen tot verkennings-
eisen leidt.
Het hoofdprobleem is echter de koppeling van netwerken, netwerken van ver
schillende datering en orde. Hierbij worden eenmaal verkregen coördinaten
mits van voldoende kwaliteit bevroren, met uitzondering van netwerken geme
ten voor specifieke doelstellingen zoals bijvoorbeeld civiele constructies en de
"partiële puntenvelden" uit hoofdstuk III van de HTW-1956.
Sedert de introductie van de Delftse kunstvariantiematrix is een probleem ge
weest hoe deze matrix aan te passen aan coördinaten uit gemengde puntenvelden
van verschillende orde, een typisch probleem bij de aansluiting van netwerken.
Na een tiental jaren van aftasting van mogelijkheden is, mede door een belangrij
ke bijdrage van Ir. E.P. Oosterbroek, uiteindelijk in 1983 een bevredigende en
niet te ingewikkelde oplossing gevonden. Wezenlijk voor praktische toepassing is,
dat men de kunstmatrix kan opbouwen voor coördinaten van een puntenveld
van een orde waarop men in eerste instantie in de praktijk stoot, waarna men bij
gebleken noodzaak deze matrix kan uitbouwen voor coördinaten van punten van
lagere orde danwel van hogere orde. Verder uitproberen in de praktijk zal nog
311