met recht stellen dat er "niets nieuws onder de zon is". Vanaf de Romeinen kan gezegd worden dat bijna alle vindingen verfijningen zijn van bestaande principes. Een enkele maal is zo'n vinding echter wel van zeer grote betekenis voor de ver dere ontwikkelingen. Hiertoe kunnen de uitvinding van de richtkijker en het buisniveau gerekend worden. Gegevens uit de Oudheid Het zijn vooral de bouwkundige en civiel-technische constructies uit de oudheid, die ons een indruk geven van de hoge mate van nauwkeurigheid die men kon be reiken. De pyramiden van Egypte, de tempels van de Grieken en de Romeinse aquaducten laten zien dat men op het gebied van hoogtemeten tot grote dingen in staat was. Maar men kan zijn bewondering wel eens te ver drijven. Wanneer Emil Bachmann in zijn boek "Wer hat Himmel und Erde gemessen?" voor drie hoekpunten van de pyramide van Cheops noemt dat de hoogte resp. 60.422, 60.419 en 60.421 m boven zeeniveau is, dan fronst iedere rechtgeaarde geodeet zijn wenkbrauwen en vraagt hij zich af hoe en waar dit gemeten is, een duidelijk bodemvlak van de pyramide is n.l. niet te onderkennen. Men mag terecht vraagtekens bij deze cijfers zetten, dit doet niets af aan de waardering voor de Egyptische bouwmeesters. Over methoden en instrumenten voor het waterpassen bestaan slechts vermoe dens, daar zullen we dan hier niet op in gaan. M-AEBVTiVS-M-L- l CALLISTRATVSF VMAEBVfiW'MLEM ;VMIAttBEREN®B i lVUAliHESVCHIW j POMPONIAtfcSELE) CLODIADtAKTIO fig. 1 f 31

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 34