Meer is er bekend over het instrumentarium van de Romeinen. Een grafsteen
(fig. 1) toont ons dat zij het timmermanswaterpas kenden. De bewaard gebleven
geschriften van de Romeinse landmeters, de agrimensoresgeven ons geen infor
matie over het waterpassen. Die vinden we wel in de boeken van Vitruvius.
Marcus Vitruvius Pollio was een Romeins architect, die leefde in de le eeuw v.
Chr. Hij is bekend gebleven door zijn "De Architura", een geschrift dat bestaat
uit tien "boeken". De eerste zeven houden zich bezig met de architectuur, de
laatste drie hebben betrekking op de hydraulica, geometrie, astronomie en op
burgerlijke en militaire werktuigen. In het vijfde hoofdstuk van het achtste boek
beschrijft hij het waterpassen en waterpasinstrumenten. Een belangwekkend
instrument dat hij beschrijft is de chorobates (fig. 2). Dit instrument bestaat uit
een, op poten van gelijke lengte rustende, ongeveer 6 m lange plank. Met behulp
van enige schietloden kan deze plank zuiver horizontaal gesteld worden. Wanneer
de wind het inspelen van de schietloden te veel hindert wordt gebruik gemaakt
van een groef of geul van 2 m, die in de bovenkant van de plank is aangebracht.
Deze wordt dan gevuld met water, waarna de chorobates horizontaal gesteld kan
worden.
De handschriften van Vitruvius bevatten geen tekeningen. Gedurende de renais
sance zijn door diverse auteurs gedrukte uitgaven verzorgd in het latijn, maar ook
in andere talen. Deze uitgaven zijn voorzien van illustraties, door het ontbreken
van bepaalde détailgegevens bij Vitruvius blijken deze reconstructietekeningen
onderling afwijkingen te vertonen en hebben sommige schrijvers er zelfs eigen
bedenksels aan toegevoegd. Grewe heeft in een artikel in de Allgemeine Vermes-
sungs-Nachrichten, juni 1981, aandacht besteed aan een aantal van deze recon
structiepogingen.
Het hoge niveau van waterpassen, dat de Romeinen konden bereiken, komt
vooral tot uiting bij de bouw van grote aquaducten. Bekend zijn de aquaducten
van Segovia in Spanje en Nfmes in Frankrijk. Dichter bij huis kan echter de Ro
meinse waterleiding in de Eifel genoemd worden. Deze was aangelegd om de stad
Keulen (Colonia Agrippina) van water te voorzien. De totale lengte van deze
leiding bedroeg 95 km en het verval 400 m. Men heeft berekend dat dagelijks via
deze leiding 30 miljoen liter water naar Keulen vervoerd kon worden. Niet alleen
32