"Heel Delft is zelf een graf"
Te Delft Gij kent toch Delft? Dit stadje is schoon gelegen,
Vlak aan de spoorweg, tot mijn grote vreugde en zegen.
Een stadjen oud van Faam! en thans beroemd nog door
Haar Academie en haar Boter. Naar ik hoor,
Is de eerste nog maar lang zo goed niet als de tweede,
Maar die is ook volmaakt! 'k Laat de andere liefst met vrede.
Gelijk als Pisa heeft ook Delft haar scheve toren,
Die, al voor eeuwen her, de ruste placht te storen,
In 't klooster aan zijn voet, te sombre winternacht,
Maar sinds door geen orkaan nog werd ten val gebracht
En pal staat, scheef maar pal, en, naar wij vast vertrouwen,
In Delft het langer dan wij allen uit zal houën.
O Grijze stenen Reus! wat zaagt ge al, dat ik garen
Gezien had, met u mee, in lang vervlogen jaren,
Toen, rijk en machtig nog, uw oude prinsenstad
De kiene hofstoet van die Willem hield bevat,
Die pal stond óók al gij te middfcn van de orkanen,
En Neerlands schittrende Eeuw het purpren spoor moest banen!
Delft praalt thans met zijn Grafen boze tongen fluisteren:
Heel Delft is zelf een Graf. Gij moet er niet naar luistren
't Is laster, 'k Weet veeleer in 't lieve vaderland
Geen stedeke zo aandoenlijk-intressant.
P.A. de Genestet, 1861
362