ken, niet verder dan Stevinlaboratorium, Stevinweg 2. Geen kamernummer dus.
Ik krijg het gevoel dat de heer van Schelven niet alleen telefonisch onbereikbaar
is Maar goed, na een tijdje vind ik wat ik zoek, het onderkomen van van
Schelven. Het blijkt een houten keetje te zijn ergens in een hoek van een enorme
constructiehal. Binnen zit een aantal mensen een boterhammetje te eten. Geen
van hen blijkt echter de heer van Schelven te zijn. Die schijnt zich in een kelder
te bevinden elders in het gebouwencomplex. Daar aangekomen loopt het inmid
dels tegen half één. Gelukkig is hij nog aan het werk dus begin ik mijn verhaal
over het podium en de moeilijke bereikbaarheid. Van Schelven lijkt onaange
naam verrast dat ik hem uiteindelijk gevonden heb. Als hij over de verbazing
heen is kijkt hij op de klok en ontdekt dat het inmiddels al half één geworden is.
Hij zegt het bijzonder onbeschoft te vinden van mij om zomaar in ZIJN PAUZE
bij hem langs te durven komen. Mijn excuses met de verklaring dat het me een
hele tijd gekost heeft hem te vinden maken maar weinig indruk. De inbreuk in
zijn pauze windt hem zo op dat ik voorstel een tijd te noemen waarop ik wel met
hem zou kunnen praten. Maar dat blijkt ook niet de bedoeling te zijn.
Nu begint hij er over dat hij niet weet voor wie en wanneer het podium nodig is
en wat de afmetingen moeten zijn. "Moet ik dat allemaal zelf maar verzinnen?"
Ik vertel hem weer over de brief, waarin alles keurig opgesomd staat. Terwijl ik
praat zie ik toevallig een brief met Snelliusembleem op zijn bureau liggen, tussen
een stapeltje papieren. Dat onder zijn neus wrijvend maakte het makkelijk de op
geworpen barrière te passeren. Maar de volgende barrière komt er al weer aan.
Eerst moppert van Schelven nog dat hij geen zin heeft ook maar één poot uit te
steken voor die feesten van die studieverenigingen. Zijn podia zijn alleen voor
onderwijsdoeleinden. "Snellius, wat is dat voor een teringvereniging, daar heb ik
nog nooit van gehoord". Bovendien, hij gaat helemaal niet over podia, ik moest
helemaal niet bij hem zijn. Boven, bij Kwak en Vlot moest ik maar toestemming
vragen en dan moest ik maar terug komen met zes verschillende kleuren bonnen,
want die zijn voor zoiets altijd nodig. Als zij ooit toestemming zouden geven,
want daar moest ik maar niet op rekenen. Ik vertel dat de heren Kwak en Vlot
mij juist naar hem gestuurd hebben voor het podium, maar daar wil hij niets van
weten. Ik moet maar terugkomen met bonnen.
Met een grote hoeveelheid opgekropte agressie verlaat ik de catacomben van Ci
viele Techniek. Gelijk door naar de vierde verdieping durf ik niet, zo midden in
de pauze. Wellicht breng ik het er dan niet heelhuids af. Tijdens de lunch op Geo
desie kan ik mijn hart eens grondig luchten, wat de opwinding aanmerkelijk ver
mindert. Het valt immers niet mee vriendelijk te blijven tegen zo'n muur van
onwil en onbeschoftheid. Tussen de boterhammetjes door breng ik nog even een
stapeltje gaatjesenveloppen van meneer de Groot naar de Snelliuskamer, en depo-
384