roep mochten uitoefenen. Vanaf het eind van de 16e eeuw is dan ook een toename
te constateren van technische metingen door de officiële landmeters. Met name was
dit het geval bij bedijkingen, inpolderingen en droogleggingen, maar ook bij het op
stellen van schaderapporten van dijkdoorbraken en voorstellen tot rivierverbete
ringen. Bij al deze activiteiten ging ook het waterpassen een steeds belangrijkere
rol spelen.
Het duurde echter nog lang voor hierover iets terug te vinden was in de landmeet-
kundeboeken van die tijd. Een eerste vermelding is pas in 1689 te vinden in de
derde druk van "De Beknopte Lant-Meet-Konst" van Mattheus van Nispen. In de
voorrede staat te lezen dat het boek was aangevuld met 't gene eenighsins in de
voorgaende Drucken was vergeten" en dit betreft dan voornamelijk het "maecken
van Nieuwe Dijckagien" en het "hermaecken als die door Zee-braecken, Door-
braecken of Gront-gaten beschadight zijn". De informatie, die Van Nisoen geeft,
verschilt nauwelijks met datgene wat Vierlingh ruim 110 jaar eerder had geschre
ven. Voor wat betreft het waterpassen vinden we ook hier het gebruik van de hori
zon, "den stock met neusdoeck" en het gebruik van een instrument, wanneer de
horizon niet zichtbaar is. Het enige verschil is dat als instrument een hoekmeet-
instrument gebruikt wordt. Zo'n instrument, de Hollandse Cirkel, bestond o.m.
uit een in graden verdeelde cirkelrand met een draaibare vizierlineaal of alhidade.
Via een ring kon dit instrument verticaal gehangen worden, door de alhidade in
een horizontale stand te zetten kon men "waterpas" kijken. Deze paragraaf kan
dan ook besloten worden met de opmerking dat er wel iets, maar nog niet veel
nieuws onder de zon was!!
Instrumentele ontwikkelingen, het waterpasinstrument van Huygens
Instrumenten en methoden bepalen beide voortgang of stilstand van de technische
wetenschappen. Soms is de theorie verder en kan deze pas toegepast worden wan
neer aangepaste of nieuwe instrumenten ontwikkeld zijn. Anderzijds komt het ook
voor dat instrumenten of hulpmiddelen beschikbaar zijn, maar dat de theorie nog
niet ver genoeg is om deze te kunnen toepassen.
Veel is ook afhankelijk van de vraag vanuit de maatschappij. Aandrang vanuit de
gemeenschap bevordert het theoretisch denken en de instrumentele vindingrijk
heid.
Op instrumenteel gebied blijft het opmerkelijk dat destijds in ons land bij het wa
terpassen nieuwe ontwikkelingen pas laat en aarzelend werden toegepast.
In Nederland werd in 1608 de eerste verrekijker gebouwd door Hans Lipperhey uit
Middelburg. Ongeveer tegelijktertijd werden ook kijkers gemaakt door Zacharias
Jansen, eveneens uit Middelburg en Jacob Adriaenz Metius, zoon van de beroemde
37