gelezen. Is dit niet gelijk aan de eerste aflezing dan volgt correctie door verplaatsing
van de afleesdraad. Huygens gebruikte dus ook de bekende methode van het
"doorslaan" van de kijker.
Dat het instrument daarna bekend en gebruikt werd, blijkt uit diverse bronnen. In
1696 waren in verband met mogelijke rivierverbeteringen metingen verricht door
de ingenieur Gerard Passenvant en de landmeter Hendrik Linden. Uit het rapport
blijkt dat Linden in Leiden een "waterpas, bij den heer Huygens gei'nventeerd"
had laten maken. Over de kwaliteit van het werk schreven zij in het rapport:
dat nu bij ons tot nog toe geen soo accuraat Instrument tot de Waterpassinge is
bekend Uit het rapport blijkt verder dat men bij windstil weer had gewerkt.
Een andere bron is het register van waterpassingen van Bolstra en Lulofs uit 1751
1766. Johan Lulofs (1711 1768) was hoogleraar in Leiden en Inspecteur-Ge
neraal der rivieren van Holland en Westvriesland. Melchior Bolstra was landmeter
van Rijnland, daarnaast heeft hij zich intensief bezig gehouden met de toestand
van de rivieren. Door Bolstra en Lulofs is o.m. een betoog geschreven getiteld:
"Kortstondig betoog van het eminente gevaar waarin zich de provincie van Hol-
landt bevindt". Een duidelijk bewijs dat het met de toestand van de rivieren nog
steeds slecht gesteld was. Uit het register blijkt dat gebruik werd gemaakt van het
grote waterpas van Huygens, dat met de grootste zorg was gemaakt door de Leidse
instrumentmaker Jan Paauw. Aan het begin van het register staat ook dat het in
strument altijd met de uiterste voorzichtigheid, volgens het voorschrift van Huy
gens, werd geregeld.
Het waterpassen over grotere afstanden gebeurde door stilstaande waterspiegels in
boezems e.d. te gebruiken. Het instrument werd voornamelijk gebruikt voor verge
lijking van de hoogten van waterspiegels, die door een dijk, dam of andere water
kering van elkaar gescheiden waren. Slechts een enkele keer wordt een doorgaande
waterpassing uitgevoerd. Dit wordt dan wel apart vermeld, zoals op 5 juli 1654,
wanneer sprake is van een "waterpassing met 32 geconcateneerde operatiën" bij
een meting dwars door de Betuwe over een afstand van één uur gaans.
De waterpassing van Krayenhoff 1797 1812
In de loop der jaren waren in ons land diverse "peilen" in gebruik gekomen. Naast
het bekende Amsterdamse peil was er het Schielandse peil, het Delflands peil, het
Arnhems peil, het Deventerse peil, het Winschoter peil e.v.a. Reeds in 1727 had de
landmeter Cruquius aan de Staten van Holland voorgesteld in Holland waterpas
singen te doen en een algemeen peil in te voeren. Alhoewel hierover een positief
rapport werd uitgebracht vleef de uitvoering achterwege. Al deze peilen waren vast
gelegd aan peilmerken, nagels of groeven in stenen. Binnen een bepaald gebied was
het daar gebruikte peil wel verspreid, maar de methode van meten was dermate
40