LANDSCHE FORTIFICATIËN.
De baken waren z.g. zicht-baken, deze zijn voorzien van richtbordjes welke, op
aanwijzing van de waarnemer, op en neer bewogen worden tot zij precies in de
vizierlijn staan. Daarna werd bij de baak een aflezing gedaan, welke door de daar
aanwezige officier werd genoteerd.
Uit de instructie blijkt verder dat uit het midden werd gewaterpast en dat de maxi
maal toegelaten afstand baak-instrument 80 roeden bedroeg ofwel ruim 300 m!
Gemiddeld blijkt deze echter 50 roeden te zijn geweest, altijd nog goed 180 m of
per slag 360 m, geen wonder dat later de behaalde nauwkeurigheid tegen valt.
Teneinde tijdens de "geconcateneerde" doorgaande) waterpassing fouten te
kunnen herstellen, werden op regelmatige afstanden in daarvoor geschikte bouw
werken hakkelbouten geslagen. Van het object moest dan "eene luchtige teeke-
ning" gemaakt worden met een aanduiding van de plaats van de bout.
De resultaten van deze waterpassingen werden herleid tot het A.P. en in 1813 ge
publiceerd in de "Hydrografische en Topografische waarnemingen".
Een belangrijk gevolg van deze metingen was dat het optisch waterpasinstrument
een permanente plaatsin de Nederlandse landmeetkunde had gekregen. Het flesjes-
waterpas werd alleen nog maar bij zeer eenvoudig werk gebruikt en het gebruik
fig. 8
42