van het wateroppervlak als hulpmiddel om "het peil" over te brengen behoorde in
de officiële landmeetkunde tot het verleden.
Niet vanuit de wetenschappelijke wereld maar vanuit het militaire apparaat was nu
in ons land een systematische gang van zaken bij het waterpassen geïntroduceerd.
Aan een eeuwenlange, in wezen primitieve manier van hoogtemeten was een einde
gekomen. Wel hadden in het verleden vooruitziende ingenieurs en landmeters ge
poogd hier verandering in te brengen maar gewestelijke eigenbelangen, gepaard aan
kortzichtigheid plus de spreekwoordelijke Hollandse zuinigheid hadden vroegtijdige
veranderingen en verbeteringen in de weg gestaan.
De waterpassingen van Krayenhoff hebben er nog niet voor kunnen zorgen dat
overal een vaststaand peil geldig zou zijn. Er werden nog vele, van elkaar onafhan
kelijke peilen aangetroffen. De Inspecteur-Generaal Goudriaan schreef in 1815 een
memorie om hieraan een einde te maken. De regering stemde met het voorstel in
en op 18 februari 1818 werd het A.P. als algemeen vergelijkingsvlak voorgeschre
ven. Het zou echter nog vele jaren duren voor aan dit besluit uitvoering werd gege
ven. Een van de redenen van deze vertraging was dat men bevreesd was dat sommi
ge polderbesturen niet voldoende begrip zouden hebben voor de nieuwe opgaven!
Een typisch Nederlandse gang van zaken.
Cohen Stuart en de eerste Nederlandse nauwkeurigheidswaterpassing
In 1874 werd door de Pruisische regering aan ons land een verzoek gedaan om, in
het kader van de Europese graadmeting, de in Duitsland in uitvoering zijnde nauw
keurigheidswaterpassing, die tot Salzberen, 28 km oostelijk van Oldenzaal, gevor
derd was op Nederlands grondgebied tot Amsterdam te mogen doortrekken om
aansluiting op het A.P. te krijgen. Dit verzoek, later ook tot Venlo uitgebreid,
werd voor het eind van dat jaar gevolgd door een nieuw verzoek n.l. overbrenging
van het A.P. naar Denekamp en Nieuwe Schans.
Het antwoord van de Nederlandse regering was dat wij zelf deze verbindingen tot
stand zouden brengen en bovendien het net uitbreiden, onder meer naar kustplaat
sen waar getijwaarnemingen zouden plaats vinden. In feite werd besloten tot een
vernieuwing en uitbreiding van het waterpasnet van Krayenhoff.
Dit net en de, na die tijd, uitgevoerde waterpassingen hadden alle gediend voor
civiele, meestal waterstaatkundige werken. Uit de aard van deze doelstelling beza
ten de in hoogte bepaalde punten niet dié nauwkeurigheid welke voor een weten
schappelijk doel nagestreefd werd.
Met welhaast on-Nederlandse voortvarendheid werd aan de werkzaamheden be-
43