voudig te bepalen omdat 1 cm hoger en lager was gericht. Uit de hoekwaarde van het niveau en de belaflezingen was de reductie vrij gemakkelijk te berekenen. De werkelijke aflezing was op deze manier met een veel grotere nauwkeurigheid te bepalen dan via directe aflezing en schatting op de baak mogelijk zou zijn geweest. Deze door Cohen Stuart bedachte methode werd ook in het buitenland bekend en overgenomen. Zo werd in Pruisen vanaf 1877 "das hollandische Nivellierverfahren" overgenomen voor het Nivellements des Geodatischen Instituts en het Nivellements des preussischen Bureaus für die Hauptnivellements. Deze nauwkeurigheidswaterpassing was een geheel "Delftse" aangelegenheid. Niet alleen stond deze onder leiding van Cohen Stuart, directeur van de Polytechnische School, ook de metingen werden uitgevoerd door in Delft opgeleide civiel-ingeni- eurs daarbij bijgestaan door polytechnici van het laatste studiejaar, die gaarne hun zomervacantie geheel of gedeeltelijk daarvoor ten beste gaven", aldus Cohen Stuart. Leest men deze mooie uitspraak dan vraagt men zich toch af of de studen ten inderdaad zo begeesterd waren, of was soms "enige lichte aandrang" op de stu denten uitgeoefend? Hoe het ook zij, "allen waren vervuld van den wensch een deugdelijk werk van blijvend nut tot stand te helpen brengen - doordrongen van de overtuiging, dat daartoe noodig was, dat een ieder, met geheele toewijding, het hem toevertrouwde aandeel bragt." Op 1 januari 1877 kon aan de Königlich Preussische Landes-Aufnahme de A.P. hoogte van de eindpunten Denekamp en Nieuwe Schans worden medegedeeld, on bekend met het hoogteverschil dat van Pruisische zijde voor deze punten was ge vonden. De afwijking bleek 26 mm te bedragen en dat over een totale kring van 348 km, een uitstekend resultaat. Bescheiden zegt Cohen Stuart dat dit een uitkomst was die ik ook mijnerzijds bevredigend durf te noemen". Ondertussen werden de werkzaamheden voortgezet. Nadat Cohen Stuart in 1878 was overleden werden de nauwkeurigheidswaterpassingen voortgezet onder verant woording van de op 20 februari 1879 ingestelde Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing. In 1885 kwam het werk klaar. De uitkomsten werden in 1888 gepubliceerd. In het voorbericht staat dat, op een enkele uitzondering na, er in ons land geen punt was aan te wijzen dat meer dan 25 km van een waterpasmerk verwijderd was. Een groot aantal van de waterpaspunten was ook vroeger door Krayenhoff bepaald, doordat er verschillen optraden, hier en daar zelfs aanzienlijke, werd besloten de nu gevonden hoogten aan te duiden met N.A.P. ofwel Normaal Amsterdams Peil. 47 flg. 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 50