plans) te houden. Dit werd ingegeven door de grote reisafstand naar de bewaringen. Het afschrift diende jaarlijks te worden geactualiseerd. Rond deze actualisering ontstond al naar enige jaren geharrewar. In 1835 werd in verband met het verminderde aantal landmeters bij het rijkskadaster bepaald dat de gemeenten de plans zelf dienden te gaan bijhouden. Na aandringen van de gemeenten werd kort daarop bepaald dat de gemeenten desgewenst, tegen betaling, hierbij de hulp van het rijkskadaster konden inroepen. Dit beviel blijkbaar niet, want in 1836 werd deze hulp tegen betaling verplicht gesteld. Ook werd dat jaar bepaald 2 dat het gemeentekadaster slechts bedoeld was voor raadpleging en dat de gemeenten geen uittreksels hoe ook genaamd mochten verstrekken. In 1892 werden tarieven vastgesteld voor de vernieuwing van de kadastrale stukken, maar vanaf 1922 gebeurde dit weer gratis. Daaraan werd in 1988 wederom een einde gemaakt bij de herziening van het Besluit Kadastraal Recht. In 1897 had de minister overigens al laten weten geen bezwaar te hebben tegen het voor eigen verantwoordelijkheid verstrekken van uittreksels door de gemeenten. Deze gebrekkige regelingen vormen formeel nog steeds de basis van het gemeentekadaster. Daarnaast bestaan nog enkele andere min of meer formele vingerwijzingen naar het gemeentekadaster3. Kadasterwet Het rijkskadaster werd destijds opgericht om een basis te vormen voor een eerlijke belastingheffing op de grond. Daarnaast speelde vanaf het begin de bescherming van rechtszekerheid aangaande onroerende goederen mee. Begin jaren zeventig werd de grondbelasting vervangen door de onroerendgoed- belastingen. Het rijkskadaster verloor hiermee haar oorspronkelijke taak en haar binding aan het Ministerie van Financiën. Het werd in 1973 dan ook onderdeel van het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en kreeg als (nieuwe) taak, naast de bescherming van de rechtszekerheid, het leveren van ondersteunende vastgoedinformatie ten behoeve van de ruimtelijke ordening. Intussen nam ook bij de gemeenten de belangstelling voor de (bredere) vastgoedinformatie toe. Omdat het rijkskadaster nog altijd op de grotendeels ingetrokken Wet op de Grondbelasting was gestoeld, ondernam de regering (opnieuw) een poging om te komen tot een Kadasterwet. Vanwege de enorme uitbreiding van het takenpakket van het rijkskadaster dat hierin dreigde te worden opgenomen, verzetten de lagere overheden, met name de gemeenten, zich fel tegen 96 2 de (beoogde) landelijke dekking van deze Resolutie is betwist gebleven in verband met een vergissing in de aanhef. 3 zie hiervoor R ten Kroode, Het gemeentekadaster en de automatisering van de kadastrale registratie, VNG 1989, pag. 11.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 119