de andere sectoren dienen met de uitvoering te zijn gebaat;
de investering per ha moet beneden een bepaald bedrag blijven. Daarnaast is
in het SLI vastgelegd dat per jaar hooguit 40.000 ha in uitvoering kan komen
voorzover de budgettaire ruimte dat toelaat. Daarom zal de minister het
volume van de projecten, die hij op het voorbereidingsschema plaatst, wat
hoger stellen om enige reserve te hebben als projecten tijdens de voorbereiding
afvallen.
Het SLI dateert uit 1981 en loopt tot 1994.
Bezuinigingen in de landinrichting.
In de zeventiger jaren groeit er geleidelijk aan een maatschappelijk ongenoe
gen over de hoogte van de collectieve uitgaven. De vraag of de overheid een
bepaalde taak moet blijven vervullen is regelmatig aan de orde. Kosten-baten
analyses worden aangegrepen om bij een te ongunstige uitkomst de staatsbe
moeienis te verminderen. Het profijtbeginsel moet de subsidiecultuur gaan
vervangen.
De toenmalige CCC liet een evaluatiemethode ontwikkelen om een zo groot
mogelijk rendement uit de maatregelen en voorzieningen in een ruilverkaveling
te verkrijgen.
De methode is inmiddels verbeterd en staat bekend als de Herziene Evaluatie
Landinrichtings Projecten (HELP). De evaluatie van alle landinrichtingspro
gramma's verloopt volgens deze methode.
Ze komt neer op de bepaling van het effect per alternatief pakket voorgenomen
maatregelen en voorzieningen in economische zin en een beschrijving van het
verwachte gevolg voor de natuur, het landschap en de gesteldheid van bodem,
water en lucht ten opzichte van de situatie die zich voordoet zonder landinrich
ting. Om vervolgens het geschiktste alternatief te kiezen.
De ingenieur van het kadaster, die de landinrichtingscommissie bijstaat, is
verantwoordelijk voor het aangeven van de verwachte verbeteringen in de
verkaveling in relatie met de andere te treffen maatregelen en voorzieningen.
Hij komt tot die conclusies door het uitvoeren van een toedelingsonderzoek.
De regering belastte een ambtelijke werkgroep met twee opdrachten. Ten eerste
het analyseren van een aantal met name genoemde overheidstaken en de
daarmee gemoeide kosten. Ten tweede het verkennen van de mogelijkheden om
die taken af te stoten, te extensiveren of uit te besteden.
Deze ambtelijke werkgroep onderzocht ook het landinrichtingsbeleid. Zij komt
tot de conclusie dat de landinrichting een onmisbaar overheidsinstrument is om
de kwaliteit van het landelijk gebied op peil te houden en blijvend toe te rusten
112