voor een rendabele agrarische exploitatie en geeft aan hoe jaarlijks 20 op de uitgaven valt te besparen. Regering en parlement nemen haar voorstel over. Daarmee kwam weliswaar de noodzaak van landinrichting vast te staan maar werden ook de volgende bezuinigingen in gang gezet. - het rijksaandeel in de investering per ha voor nieuwe projecten gaat van f.6500 per ha terug naar f.4750; - de jaarlijkse toevoeging aan het voorbereidingsschema daalt tot 36.000 ha; - verlenging van de uitvoeringsduur van de projecten in uitvoering tot 16,5 jaar. Door de bijdragen van de waterschappen aan de waterbeheersing in landin richtingsprojecten te verhogen kon de intensiteit van deze landinrichtingfactor op peil blijven. De vermindering van de jaarlijks in uitvoering genomen oppervlakte en een lagere investering per ha leiden tijdens de uitvoering tot een vermindering van de budgettaire last zoals in het onderstaande staatje is weergegeven. procentueel uitgavenpatroon landinrichtingsprojecten in de tijd lste jaar 2de jaar 3de jaar 4de jaar 5de jaar latere jaren 1% 5% 8 10% 7% 69% Alleen de verlenging van de uitvoeringsduur van de in uitvoering zijnde projecten leidt direct tot een lagere investering per jaar, maar zeker niet tot een werkelijke bezuiniging. Integendeel, de voordelen blijven langer uit en de kosten van het ambtelijk beheer van de onderhanden zijnde projecten nemen toe. De drie bezuinigingen zijn in 1983 in gang gezet en werken nu in volle omvang. Door het oprekken van de uitvoeringsduur van 13 tot 16 jaar is de jaarlijkse budgettaire last met ongeveer 20 verlaagd. Een deel van die vermindering is echter weggevallen tegen de autonome kostenstijging van de werken ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. Daardoor is de verwachting op termijn met lagere jaarlijkse budgetten te kunnen volstaan in het water gevallen. De CLC heeft de minister op deze problematiek gewezen en om hogere budgetten gevraagd. Als die uitblijven is er voorlopig geen zicht op het uitvoeren van projecten die onder de doelstelling van de Liw. zijn voorbereid. De afname van het landinrichtingsvolume en van de inrichtingsintensiteit hebben uiteraard gevolgen voor de omzet van de gespecialiseerde ingenieurs-bureaus en aannemers en de bezetting bij de Landinrichtingsdienst en het Kadaster. Bij een bezuiniging van 10 op de uitgaven, gecombineerd met een verlaging van de instroom tot 36000 ha en een oprekking van de uitvoeringsduur tot 16.5 jaar werd het uiteindelijk verlies aan arbeidsplaatsen geschat op 340, waarvan 90 bij de overheid. 113

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 136