De drie-dimensionale kaart In het boek The nature of maps' [Robinson Petchenik, 1976, p.16] wordt de kaart beschreven als 'a graphic representation of the milieu'. Deze ruime definitie representeert alle grafische weergaven van ruimtelijke relaties. Een voordeel van deze 'vage' definitie is dat ze niet beïnvloed wordt door de rol van de computer. Zelfs niet door de introductie door de computer van een nieuwe verschijningsvorm van de kaart: de tijdelijke kaart. Naast deze nieuwe verschijningsvorm van de kaart kent men nog de permanente en de virtuele kaart, respectievelijk de traditionele kaart, meestal op papier en de kaart in de gedachte, zoals onder andere de 'mental map'. Een belangrijke vraag die vervolgens op komt is: "Bevat deze definitie informatie over de dimensionale aspecten van de ruimtelijke verschijnselen?". Drie dimensionale kaarten worden niet uitdrukkelijk genoemd, noch worden ze uitgesloten. Een fundamentele vraag luidt nu: "Wat onderscheid drie dimensionale kaarten van twee-dimensionale kaarten en wat zijn de karakteristieken van de drie-dimensionale kaart?" Kaarten zijn modellen van de werkelijkheid. Ze verschaffen informatie over ruimtelijke verschijnselen welke in die werkelijkheid voorkomen. Ze worden geproduceerd door een proces van generalisatie en structurering van gegevens uit de werkelijkheid. De meeste ruimtelijke verschijnselen kennen een drie dimensionale verspreiding, maar tijdens de modellering naar de twee dimensionale kaart wordt de derde dimensie vaak genegeerd. Vaak gebeurt dit opzettelijk. Voor veel toepassingen is dit geen probleem, daar de kaartgebruiker goed in staat is het model te begrijpen. Wanneer een kaartgebruiker bijvoorbeeld de informatie ontleent aan een stadsplattegrond en voor zichzelf visualiseert is een drie-dimensionaal virtueel beeld van de stad het resultaat. Vaak ook is de reductie van drie naar twee dimensies toegepast om pragmatische redenen. De meeste kaarten worden immers gepresenteerd op een vlak medium. Concluderend kan gesteld worden dat de afwezigheid van informatie omtrent de derde dimensie de kaart als twee-dimensionaal definieert. Wanneer de kartograaf de derde dimensie wil bewaren wordt het constructie proces van de kaart moeilijker. Ondanks het feit dat de computer gebruikt kan worden bij dit constructieproces worden de meeste permanente en tijdelijke kaarten nog steeds op een vlak medium gepresenteerd. Extra stimuli worden aan de beelden toegevoegd om de gebruiker ze toch als drie-dimensionaal te doen ervaren. Door sommige worden dergelijke beelden twee-en-een-half dimensionaal genoemd omdat de derde dimensie niet tastbaar is. Hier wordt een kaart, op zich beschouwd als een grafische afbeelding van het milieu, als drie-dimensionaal gedefinieerd wanneer het stimuli bevat die de kaartgebruiker de kaartinhoud als drie-dimensionaal doet ervaren. Deze definitie omvat ook de traditionele hoogtezonekaart en de geschaduweerde reliëfkaart. 124

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 147