met elkaar gecombineerd. Dit hoeft overigens niet altijd in een beter drie
dimensionaal beeld te resulteren, maar kan ook leiden tot optische illusies. De
toepassing van deze diepteaanwijzingen wordt onder andere besproken in
handboeken over computer graphics [Newman Sproull, 1981 en Foley Van
Dam, 1984].
Het is ook mogelijk om de psychologische en fysiologische diepteaanwijzingen
met elkaar te combineren. Afhankelijk van het soort combinatie zal er een
versterking of verzwakking van het drie-dimensionale beeld optreden.
Drie-dimensionale informatie-analyse en het grafische tekensysteem
De aanpak van een kartografisch informatie-analyse is bij drie-dimensionale
kaarten niet afwijkend van die bij twee-dimensionale kaarten (figuur 1). Wanneer
het doel van de kaart evenals de gebruikers en de gegevens bekend zijn kan de
kartograaf de informatie-analyse uitvoeren. Het is echter interessant om te zien
hoe de geografische component (GEO) in een drie-dimensionale kaart verschilt
van die in een twee-dimensionale kaart. In een twee-dimensionale kaart wordt
de geografische component (verder beschreven als GE02) gezien als een
enkelvoudige component gebruikmakend van de twee dimensies van het platte
vlak (figuur 3a). Wanneer er meer componenten gekarteerd moeten worden,
worden de grafische variabelen geïntroduceerd (figuur 3b).
127
Figuur 3. De geografische component in een twee-dimensionale kaart:
a) de geografische component gebruikmakend van het vlak (GE02 X Y);
b) de geografische component en een andere component (GE02 C).