Rechtspolitieke strijd
Dat ik hier spreek over een rechtspolitieke strijd en niet maar over enig zakelijk
verschil van mening tussen juristen en technici is vanwege het principiële karakter
van de discussie. Vooral van de kant van de hypotheekbewaarders, ondersteund
door enkele hoogleraren, werd de strijd met een bijzondere felheid gevoerd4. Een
felheid die ik pas goed ondervond, toen ik in 1968 bij gelegenheid van het 125-
jarig bestaan van de Broederschap der Notarissen in Nederland de knuppel in het
kadastrale en notariële hoenderhok wierp. En wel door te stellen, dat ons
kadaster praktisch nagenoeg volledig als een grondboek fungeert, zij het dan ook
zonder de formele goede-trouw-bescherming en bewijskracht, die in buitenlandse
positieve stelsels daaraan wordt toegekend5. Het verzet nam nog in hevigheid toe,
toen op 9 juli 1982 tegelijk met het betreffende gedeelte van de Invoeringswet
van de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe BW een Ontwerp Kadasterwet bij de
Tweede Kamer werd ingediend. Niet alleen lag dit ontwerp in de lijn van het
Rapport van de Staatscommissie inzake het Kadaster van 1965, maar ook van
mijn intreerede drie jaar daarvóór6.
Kernpunt
Kernpunt van de rechtspolitieke strijd was de vraag of en in hoeverre de overheid
als registrerende instantie de rechtsverhoudingen tussen burgers in positieve of
zelfs maar negatieve zin mocht beïnvloeden. Op de achtergrond hiervan stond de
leer van de staatsonthouding, zoals die onder invloed van het 19e-eeuwse
liberalisme vooral in de tweede helft van de vorige en het begin van deze eeuw
opgeld deed. Volgens die leer behoort de vaststelling van burgerlijke
rechtsverhoudingen een zaak te zijn van de burgers zelf (partij-autonomie) en bij
geschil van de burgerlijke rechter. Onverdraaglijk was in die opvatting de
gedachte dat de overheid met het oog op fiscale en andere algemene belangen
direct in die rechtsverhoudingen zou interveniëren door de zakelijke rechten
ofwel bindend vast te stellen bij gelegenheid van de registratie (positief stelsel)
134
8, Openbare registers en kadaster.
4
Van de hypotheekbewaarders noem ik vooral D.P.A. Nakken in WPNR 4576 e.v., 4633, 4848
e.v., 4892 e.v., 4991 e.v. en samen met E.A.A. Luyten ook 5145 e.v. en 5208 e.v. en L.F. Berretty
in WPNR 4638, 4707, 4842 e.v. en 5053 e.v. en van de hoogleraren EAA. Luyten in WPNR 5145
e.v., 5208 e.v., 5598, 5620 en 5870 en H. Schuttevaer in RM Themis 1970, blz. 325 e.v.
5Grondeigendom en kadaster, in bundel Onroerend Goed, Opstellen geschreven ter
gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Broederschap der Notarissen in Nederland, Deventer
1968, blz. 61 e.v., waartegen H.R. Heerema in WPNR 5056 en H. Schuttevaer in RM Themis 1970,
blz. 325 e.v.
tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17496, nrs. 1-2, 4 en 5, waarover in kritische zin Luyten in
WPNR 5598 en 5620 en Van Velten in WPNR 5647.