betreffende registergoed teweeg brengt34. Het enige wat het huidige art. 78 lid 2 tot uitdrukking brengt, is dat een rechthebbende volgens de akte van vernieuwing vanaf de inschrijving voor de toepassing van de verjaring geldt als bezitter te goeder trouw. Blijkens het derde lid gaan verder beperkte rechten die niet in de akte zijn opgenomen, tien jaar na de inschrijving teniet. Alles onder voorbehoud dat de verjaring niet door gerechtelijke acties van niet ingeschreven rechthebbenden wordt gestuit. De vernieuwing heeft dus via de verjaring een titelzuiverende werking op termijn en niet een onmiddellijke rechtsvernieuwende werking zoals de onteigening en de toedeling bij herverkaveling, hoewel daar wèl voor was gepleit35. Rechtspolitiek perspectief Nieuwe taken Met de parlementaire behandeling van de Kadasterwet is de rechtspolitieke ontwikkeling rond het kadaster bepaald niet ten einde. Dat bleek overduidelijk uit de belangrijkste onderwerpen die in het Eindverslag van de Tweede Kamer, de Nota naar aanleiding van dit Eindverslag en ook bij de mondelinge behande ling aan de orde kwamen. Met name betrof het hier mogelijke nieuwe taken van het Rijkskadaster, mede in relatie tot het gemeentekadaster. In mijn voordracht voor het 14e NGL Congres in 1987 had ik een drietal onderwerpen genoemd, ten aanzien waarvan een taakverdeling tussen gemeenten en Kadaster nodig zou zijn, namelijk waardebepaling van onroerend goed, registratie van de publiek rechtelijke rechtstoestand en gebruiksregistratie36. Ten aanzien van alle drie nam minister Nijpels bij de mondelinge behandeling een tamelijk positief standpunt in37. Toch wilde hij van een wettelijke regeling van het gemeentekadaster, die ik in verband daarmee bepleit had, niet weten. Gemeentekadaster De behandeling in de Kamer had op dit onderdeel een opmerkelijk verloop. Aan de ene kant wees zij met de minister een ook door de VNG voorgestane regeling van het gemeentekadaster in de Kadasterwet af, met als voornaamste argument dat het op de weg van de gemeenten zelf lag dit als onderdeel van de 145 34 In de MvA blz. 51 e.v. werd die veronderstelling uitvoerig weerlegd. 35 O.a. door de Studiecommissie voor de reorganisatie van de kadastrale dienst, ingesteld door het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde, K en L 1947, blz. 147 e.v. "^Geodesia NGT 1988, blz. 98 e.v. 37UCV 66-6 (9 juni 1988).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 168