meest aannemelijke ontwikkeling voor de toekomst afgeleid. Echter, zodra er iets onverwachts gebeurt, gaat het mis. Trouwens, als wij echt in de toekomst zouden kunnen kijken, zou een noodzakelijk gevolg zijn, dat wij niets van het verleden zouden kunnen onthouden, zoals Hawkings [1] in zijn boeiend boek heeft uitgelegd. Ik zal desondanks een poging doen in de toekomst te kijken. Daarvoor zal ik de achtergronden van de mijns inziens opmerkelijke ontwikke ling schetsen, die de geodesie gedurende de laatste vijftig jaar heeft onder gaan. Daarna zal ik gebaseerd op deze beschouwingen, een voorspelling van de toekomstige ontwikkeling doen. Ook al loopt het uiteindelijk anders, dan is het misschien toch interessant over tien jaar na te gaan, wat de oorzaken van een ander verloop waren. De geodesie had reeds aan het begin van deze eeuw een hoog ontwikkelings niveau bereikt. Als wij hier over geodesie spreken, moeten wij onderscheid gaan maken tussen de praktische, dit wil zeggen de toegepaste geodesie en de geodesie als wetenschapsdiscipline. Geodesie als wetenschappelijke discipline ontstond in de tijd na Newton en was nauw verbonden met astronomie, wiskunde en natuurkunde. De mens, in zijn beweging beperkt tot een twee- dimensioneel oppervlak, het aardoppervlak, wilde de vorm van de aarde in zijn geheel en haar beweging in de ruimte doorgronden. De kernopdracht van de geodesie, de bepaling van de vorm van de aarde en van het uitwendige zwaartekrachtveld, was nauw verweven met de natuurkundige kernvraag uit die tijd, namelijk of de roterende figuur van de aarde zich in hydrostatisch evenwicht bevond. Afwijkingen van de evenwichtstoestand konden alleen met geodetische middelen bepaald worden, door de vastlegging van óf de natuurlij ke óf de door het zwaartekrachtveld gedefinieerde, vorm van de aarde (zie bijvoorbeeld [2]), zie afbeelding 2. A a P B 4 Afbeelding 2: Illustratie uit de "Principia" van Newton,lichtelijk aangepast.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 27