Deze simpele gradiometer bevindt zich in een satelliet die om de aarde draait. Het massamiddelpunt van de satelliet is gelijk aan dat van de gradiometer, te weten het punt O. In O is geen resulterende versnelling omdat het massamid delpunt in vrije val is. Omdat de puntmassa's vast verbonden zijn met O worden deze meegenomen in de vrije val maar er blijven resulterende versnellingen over die gelijk zijn aan respectievelijk a(Px) - Ü(O) en a(P2) - Ö(O). We kunnen de versnellingen a(Px) en Ü(P2) in een Taylorreeks ten opzichte van punt O ontwikkelen: <r(P,) =oKO) MvO) Oidxf) S(P2) =<?(0) I? dx. dx.(PvOO(dxf) (2) (3) Hierin is dXj(P,ö) het coördinaatverschil tussen de punten P en O. Als we nu de termen van tweede en hogere orde verwaarlozen, dan vinden we voor de resulterende versnellingen: a(P,) - a(Ö da ar <?(P2) - SCO) dx. dXj(PvO) ^daiPJ dx.(/»2,0)d=W(P2) (4) (5) Omdat we echter alleen in de punten Px en P2 kunnen meten (want daar zitten de veertjes) kijken we naar het verschil in resulterende versnelling tussen deze twee punten: da(P2) - da(Px) da dx. dx.(PvP2) =da(PiyP2) (6) waarin dx.(PvP2) nu het coördinaatverschil is tussen de punten P1 en P2. Voor de versnelling S kunnen we schrijven: 290 OXj O def

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 313