Ir* AIV P cosmXP (cosO) mzO sinmA.P (cos0) m<0 hangen alle 7van dezelfde set potentiaal coëfficiënten af. Deze introdu ceren we als nieuwe onbekenden. We hebben hiermee echter nog veel meer onbekenden geïntroduceerd. We kunnen het probleem dan ook pas oplossen als we de waarnemingsvergelijkingen voor alle punten tegelijk nemen: Ar 0 0 1 0 0 0 2i 0 0 Ar» 0 0 1 Ar 0 1 0 ,0 0 -2; r Ax> Ay y Az E C d Y E C d Y (P) E C d Y (P) E C d E C d Y (P) E c ar (P) (19) Bovenstaand stelsel vergelijkingen hebben we voor ieder punt. Door de onbekende potentiaalcoëfficiënten zijn deze alle met elkaar verbonden. De bovengrens N van de sommaties in (19) hangt af van het aantal punten: hoe meer punten we hebben gemeten hoe meer coëfficiënten we in het algemeen kunnen oplossen. Men kan laten zien dat het niet zinvol is meer coëfficiënten dan punten in vergelijking (19) in te voeren. Het stelsel is dan met een set van vier waarnemingen precies bepaald. Nemen we alle zes de waarnemingen dan is het stelsel dus overbepaald. In het geval van vier of meer waarnemingen kunnen we dus de posities, in het geval van een satelliet dus de baan, uit de gradiometerwaarnemingen zelf oplossen zonder extra informatie. Ook het uitvoeren van één meting per punt kan zinvol zijn. We moeten dan wel de coördinaten van de meetpunten op een andere wijze bepalen (bijvoorbeeld met GPS). In de praktijk zal je dit stelsel numeriek oplossen, bijvoorbeeld met kleinste kwadraten. Maar als je het aantal waarnemingen naar oneindig laat naderen is het ook voor sommige combinaties van waarnemingen mogelijk een analy tische oplossing te bepalen. Deze bieden de mogelijkheid om, voordat er gemeten is, op een simpele wijze voorspellingen te doen over de te halen nauwkeurigheid van de potentiaal coëfficiënten. 295 m XX 2 rP yz nma nma xx nmav nma nma xy nmav nma nma xz nmav 7 nma nma yy nmav nma nma yz nmav nma nma zz nmav y

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 318