modelleren. Wij moeten ons dan echter van de aarzeling ontdoen ons met niet-geodetische problemen op het raakvlak naar de geofysica, oceanografie en het atmosfeeronderzoek te bemoeien. Een angst, die pas in deze eeuw is ontstaan, waarschijnlijk door de steeds verder gaande uitkristallisatie van de geodesie als aparte discipline. Met het groeiende precisieniveau groeit misschien ook de kans - na een pauze van 200 jaar - belangrijke fundamentele bijdragen aan de natuurkunde te kunnen leveren. Het is haast onbegrijpelijk, dat deze kans in het recente verleden op beslissende momenten steeds gemist werd. Denk bijvoorbeeld aan Eötvös of Dicke's experimenten [14], [15] met betrekking tot de equivalentie van zware en trage massa, de "redshiff'-proeven met atoomklokken [16], de instrumentele ontwikkelingen omtrent gradiometrie, absolute zwaartekracht en supergeleidende gravimeters, of de recente rage betreffende de vijfde kracht [17]. De verhoogde precisie en snelle en compacte meetapparatuur geven ook de mogelijkheid te navigeren in de breedste zin van het woord. Deze stap zal echter in het begin niet meevallen. Geodeten zullen meer te bieden moeten hebben dan de traditionele navigatiewereld (kwaliteitsbewaking?), maar als dit lukt,is dit een grote kans. Onduidelijker is voor mij hoe de geodetische praktijk er uit zal zien. De bediening van de instrumenten wordt steeds gemakkelijker. De verwerking geschiedt met commerciële software, die "alle problemen voor de gebruiker oplost". Men spreekt van knoppologie. Nog meer dan in het verleden kunnen HTS-opgeleiden het werk van geodetisch ingenieurs overnemen en MTS'ers dat van HTS-ingenieurs. In principe een goede zaak, want zo ontstaan voor alle opleidingsniveaus nieuwe uitdagingen. Het zou zelfs zo ver kunnen komen, dat niet-geodeten de landmeetkundige of fotogrammetrische opgaven in hun omgeving zelf zullen trachten op te lossen. De aangeboden software pakketten en automatische instrumenten maken dit aantrekkelijk voor hen. Terwijl in sommige landen zoals de V.S. nu pas geleidelijk aan begonnen wordt voor landmeters en fotogrammeters hoogwaardige opleidingen te eisen, tekent zich hier het tegengestelde af. Wat zijn de risico's van deze ontwikke ling? Het probleem ligt in de kwaliteitszorg. Als er niet gauw ingegrepen wordt, zou een verpaupering van de geodetische praktijk kunnen ontstaan. Alles wat moeizaam in vele jaren is ontstaan, de zorgvuldige stappen van meting en registratie, via verwerking naar kwaliteitsbeoordeling, dreigen verloren te gaan als er geen duidelijke normen met betrekking tot alle praktijkwerkzaamheden gedefinieerd worden. Nooit was een nieuwe handlei ding voor technische werkzaamheden belangrijker dan nu, niet alleen voor de overheidsdiensten, maar voor alle geodetische werkzaamheden. Juist tegen de 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 33