dat de vorm in de rechter bovenhoek afwijkt van de voorgeschreven ellips.
2-Dimensionale objecten met ongeveer bekende positie
- Meten van signalen en topografische paspunten
Om de meetresultaten uit digitale beelden (in dit voorbeeld gedigitaliseerde
luchtfoto's) te kunnen transformeren naar andere coördinaatsystemen, moeten
goed gedefinieerde punten worden gemeten. In foto's met een grote schaal zijn
dit meestal gesignaliseerde punten, maar deksels van rioleringsputten, hoeken van
gebouwen, etcetera, zijn ook denkbaar. In foto's met een zeer kleine schaal
komen kruisingen van wegen en samenlopen van rivieren in aanmerking.
In elk geval heeft men een masker nodig voor het signaal dat moet worden
gemeten (figuur 3). Het signaal wordt gevonden door het masker over het beeld
te schuiven en op elke plaats van de correlatiecoëfficiënt te berekenen. Het pixel
met de grootste coëfficiënt geeft dan de positie van het signaal aan.
Wanneer de benaderde waarden voor deze positie goed zijn (maximaal 2-3 pixels
ernaast), kan een elegantere en nauwkeurigere methode worden gebruikt. In
plaats van de aanname, dat de grijswaarden van beeld en masker van de
overeenkomstige pixels gelijk zijn,
Stelt men dat dit pas na een kleine verschuiving het geval is:
366
Figuur 2: Contour-analyse
SbeeldO^y) êmaskerO^y) (1)
êbeeld^y) gmasker(x +Ax>y +Ay) 0 (2)