digitale beelden; hoe contrastrijk ze moeten zijn en welke vormen ze mogen
hebben, (2) de definitie van de gebieden in digitale beelden; hoe homogeen de
grijswaarden moeten zijn, (3) de definitie van de geometrische relaties tussen de
kanten van het object (bijvoorbeeld: kanten van huizen moeten öf parallel öf
loodrecht ten opzichte van elkaar staan) en (4) een procedure, die gesloten
contouren genereert voor gebieden, die wel een homogene grijswaardeverdeling
hebben, maar niet aan alle kanten sterke contrasten hebben.
Voor de beslissing wanneer een object in het beeld voldoet aan de modelbeschrij
ving, wordt een principe uit de informatietheorie gebruikt. Deze zegt, dat de
kortste beschrijving de beste is. Dit houdt in, dat een object wordt geclassificeerd
wanneer de beschrijving van het grijswaardebeeld (zonder model) langer is dan
de beschrijving van het model plus de beschrijving van de afwijkingen tussen het
beeld en het model. In figuur 6 zijn enkele resultaten van deze interpretatie
methode te zien.
Het doortrekken van de lijnen in figuur 5c is ook gebaseerd op deze theorie. De
codering van figuur 5c is korter dan die van figuur 5b.
3-Dimensionale algemene modellen
372
Figuur 6: Herkennen van huizen en wegen. (Rechts met segmentatie overlay)