wetgever niet zelden te veel over aan de rechter, volgens sommigen een Relatieve betekenis van wetgeving Een groot wetgevingsvolume garandeert geenszins hoge kwaliteit. Er werden op verwante gebieden verschillende stelsels geïntroduceerd, sommige aangele genheden bleven ongeregeld, dikwijls stuitte een onderneming op verschillende procedures zonder synchronisatie. Sommige wetgeving vertoonde een experimen teel karakter, was min of meer bedoeld om, nadat ervaringen waren opgedaan, te worden verbeterd, vernieuwd, vervangen of ingetrokken. Vervolgens laat de symptoom van gemakzucht. Maar de wetgever heeft lang niet altijd goed opgepast met de formulering van de bepalingen. Zo zijn de bewoordingen dat een regeling elders in dezelfde wet van overeenkomstige toepassing is, een bron van problemen; zulks blijkt bij substitutie daarvan. Vaak is niet geregeld wat het gevolg is van het uitblijven van besluiten of andere handelingen. Al deze losse einden en gaten in de formulering leiden tot rechtspraak, overbelasting van de rechterlijke macht, tijdverlies bij allerlei uitvoering, juridificatie (ook: te veel juristen), hoge kosten en demotivatie van ondernemende geesten. In de vorige eeuw ging de rechter omzichtig om met het Burgerlijk Wetboek dat van 1838 dateert; eerst na verloop van lange tijd en bijbehorende maatschappijverande ring veroorloofde hij zich ruimere interpretatievrijheid. In onze tijd kan de rechter de nieuwe wet soms niet letterlijk opvatten vanwege een ongerijmdheid of een onbedoeld gevolg. Norm, taal en interpretatie Op het eerste gezicht is het zeer eenvoudig een norm te stellen. Ik neem de lezer even mee naar het Oude Testament. "Ge zult geen bokje koken in de melk van zijn moeder" (Exodus 23, 19; Deuteronomium 14, 21). De taal is duidelijk, de norm is duidelijk, het is ook zeer gemakkelijk het verbod na te leven. God verbiedt in het algemeen af te wijken van zijn rechtsvoorschriften (Deuterono mium 5, 29), een zeer duidelijk geformuleerde norm, maar vrijwel onmogelijk na te leven. De absolute scheiding tussen melk- en vleesproducten in de Joodse huishouding is op de regel van het bokje gebaseerd. Zijn de rabbijnen onbevoeg de wetgevers naast God of hebben zij God's wet geïnterpreteerd? God was duidelijk met zijn norm. Men mag een bokje koken in melk, zelfs in geitemelk, als de geit maar niet de moeder van het bokje is. Wat de rabbijnen vragen, is niet volmaakt na te komen. Juristen en ook anderen kennen art. 1401 B.W. en enkele bijzondere gevallen (tot art. 1415). De artikelen gaan over schade, causaliteit, schuld, Schutznorm, onrechtmatigheid en wijze van schadevergoeding; verder speelt de verhouding tot wanprestatie een rol. De omvang van de rechtspraak is gigantisch, maar zou niet 29

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 52