tot een ontbindingsvonnis moeten leiden. Laat de verpachter die termijn verstrijken dan blijft de pachtovereenkomst tussen verpachter en erfgenaam van de pachter voortbestaan, is het resultaat gelijk aan dat van een met succes bekroonde vordering tot indeplaatsstelling van een beschermde naaste verwant. Dit alles past ook bij het karakter van het pachtrecht als zijnde hoogstpersoon lijk, niet overdraagbaar, niet voor vererving vatbaar dus; de inmiddels overleden pachter was indertijd de keuze van de verpachter. Aldus redenerend volgen wij zowel de wettekst op de voet als blijven wij trouw aan het "systeem". Dit verdeelt de vermogensrechten in zakelijke rechten (we laten andere absolute rechten buiten beschouwing) die in principe overdraagbaar zijn (uitzonderingen zijn twee wettelijke varianten van vruchtgebruik) en persoonlijke rechten. Bij de laatste categorie is schuldoverneming en overdracht van een "rechtspositie" (denk aan die van arbeider, financier, adviseur, kunstenaar, pachter) alleen mogelijk bij een overeenkomst waarbij ook de schuldeiser partij is. Zo is zeker het pachtrecht niet overdraagbaar respectievelijk vatbaar voor vererving. De indeplaatsstelling bij het leven van de pachter (pachtoverneming) en na diens overlijden is een uitzonde ring, een specifiek kenmerk van het pachtrecht, in persoonlijk opzicht beperkt tot een gesloten groep, zeker niet door zogenaamde interpretatie uit te breiden tot erfgenamen die niet tevens tot die groep behoren. Toch is dit precies wat de pachtkamer van Hof Arnhem onlangs gedaan heeft. Zij heeft namelijk beslist dat de pachtovereenkomst met die erfgenaam-niet beschermde naaste verwant alleen dan moet worden ontbonden, indien van de verpachter niet in redelijkheid voortzetting van de overeenkomst kan worden verlangd (12 december 1988, Agrarisch Recht 1989, 4271). Enigszins ten overvloede overwoog zij dat bij de beslissing naar billijkheid, afweging van de belangen van partijen dus, geen hogere eisen zouden moeten worden gesteld aan het belang van de erfgenaam in een ontbindingszaak dan aan die van een beschermde naaste verwant in een indeplaatstellingsgeding. Niet alleen dat er twee groepen zijn, de beschermde naaste verwanten en de erfgenamen sec, ook de gedingen zijn verschillend; alleen in de indeplaatstellingszaak is er de beslissing naar billijkheid, zoals die volgens de rechtspraak vrijwel samenvalt met de toetsing van de geschiktheid van de verwant die indeplaatsstelling vordert. Al met al heeft het Pachthof de erfgenaam sec, voorzover die boer wil zijn en kan zijn en geen beschermde naaste verwant met succes indeplaatsstelling vordert, aan een unieke opvolging geholpen. Tenslotte wil ik, zoals aangekondigd, ingaan op het geval dat de erfgenaam tevens beschermde naaste verwant is, denk in de eerste plaats aan echtgenoot of zoon. Als erfgenaam is deze pacht(st)er geworden. Zou de verpachter binnen zes maanden ontbinding vorderen, dan zou, volgens mij, de rechter de vordering moeten toewijzen. Daarom zou de pachter in reconventie indeplaatsstelling moeten vorderen. In het geding is zijn mate van geschiktheid dan beslissend. Achteraf gezien ontleent hij zijn pachtrecht aan het vonnis, niet aan het erfrecht. Vordert de verpachter geen ontbinding, dan is de erfgenaam-beschermde naaste 34

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 57