151 il 1| lil dimensionele ruimte niet veel problemen oplevert - de vele computer-pro gramma's die alle typen waarnemingen kunnen verwerken tot één coördina- tenbestand getuigen daarvan -, het opstellen daarentegen van relaties tussen meetkundige elementen zonder daarbij gebruik te maken van het coördinaat begrip, verloopt aanzienlijk moeizamer en lijkt veelal onmogelijk. Zo gemakkelijk en vertrouwd als we bijvoorbeeld omgaan met de coördinaat- vrije behandeling van bijvoorbeeld het Snelliuspunt of de gesloten polygoon in de twee-dimensionele ruimtej zo moeizaam of onmogelijk gaat ons 4at af a^S men in de drie-dimensionele ruimte. En ik denk dat vorderingen op dat terrein van de Euclidische meetkunde nodig zijn om dezelfde vertrouwdheid te krijgen in de drie-dimensionele ruimte als die we nu hebben in onze knusse twee-dimensionele ruimte. Laten we nog even terugkomen op de wijze waarop de drie-dimensionele problemen worden aangepakt. Tot die problemen behoren onder meer ook de bepaling van satellietbanen en de vorm van de equipotentiaalvlakken en de krachtlijnen van het aardse zwaartekrachtveld. Een kenmerkend verschil met de vlakke twee-dimensionele coördinaatmeetkunde is dat, hoewel ook nu cartesische coördinaten mogelijk zijn, er toch vele andere kromlijnige coördi naatstelsels worden ingevoerd waarin een aantal vraagstukken wat makkelijker geformuleerd blijkt te kunnen worden. De keuze van het coördinaatstelsel kan echter nooit van fundamenteel belang zijn omdat de vorm en grootte van de meetkundige objekten uiteraard onafhankelijk zijn van het coördinaatstelsel waarin men de algoritmen formuleert. Een tweede kenmerk is dat de toepassing van de differentiaalmeetkunde evenzeer noodzakelijk is als bij de modelvorming in de twee-dimensionele ruimtes, echter ook al omdat er zoveel verschillende coördinaatstelsels naast en door elkaar gebruikt worden, is het noodzakelijk om de differentiaalmeet kunde in het jasje van de zogenaamde tensoranalyse te gebruiken, een analyse die volledig recht doet aan het coördinaatonafhankelijke karakter van de te beschrijven grootheden. Het was de Engelse geleerde Hotine die als eerste deze tensoranalytische benadering van de drie-dimensionele geodesie propa geerde in zijn reeds eerder genoemde standaardwerk 'Mathematical Geodesy'. Dat zijn werk niet die navolging kreeg die het ongetwijfeld verdiende, wordt algemeen verweten aan de nog betrekkelijke onbekendheid van de tensorana lyse, maar meer nog aan de indexnotatie waarin de formules in het boek waren geschreven. De tensoranalyse kan men beschouwen als een generalisa tie van de vectoranalyse en men was daar gewend aan een indexvrije schrijf wijze. Een dergelijke verkorte schrijfwijze is voor de tensoranalyse ook geprobeerd maar volgens velen is die erg ondoorzichtig. De indexnotatie die naar de mening van velen het beste in elkaar steekt, is de kern-indexnotatie van de Nederlandse hoogleraar Schouten. 45

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 68