Maar voor we zover zijn, moet er eerst een wereldoorlog voorbijgaan. Nederland wordt op gewelddadige manier door elkaar geschud. De ontwikkeling van stad en land zijn niet meer gescheiden, zij beïnvloeden elkaar en krijgen steeds meer met elkaar te maken. In 1935 werd het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (het AUP) door de gemeenteraad van die stad als zodanig vastgesteld. Het was een feit van historische betekenis waarvan het belang niet makkelijk overschat kan worden. Het was midden jaren '30; ook dit plan kwam tot stand te midden van werkloos heid en toenemende armoede van de amsterdamse bevolking. Maar het was ook, of wellicht desondanks, een plan dat getuigde van grote visie en ook van grote kunde op stedebouwkundig gebied. Het AUP zette de traditie voort van bewuste stedebouw, begonnen bij Berlage tijdens de Eerste Wereldoorlog en zo kenmerkend voor Amsterdam in de periode tussen beide wereldoorlogen. Maar de keuze van vorm en inhoud was anders: "Het plan van Berlage werd nooit voltooid; het werd bijgesteld en opgenomen in een groter geheel: het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP), dat tussen 1928 en 1934 door het driemanschap L.S.P. Scheffer, Th.K. van Lohuizen en E. van Eesteren werd ontwikkeld. Een groter contrast dan tussen deze twee plannen is nauwelijks denkbaar. Hier botsen - hoewel stedebouwkundig geïntegreerd - twee werelden: het stratenplan staat tegenover het bestemmingsplan; het beeld staat tegenover de structuur; de besloten ruimte van plein en straat, gesneden of als het ware gekorven uit het stadslichaam tegenover de continue ruimte, geleed en bepaald door de geopende massa's, de vlakken en lijnen van de moderne architectuur4. "Tussen deze twee concepties staat 'de Stijl'" besluit Manfred Bock deze afweging en daarmee geeft hij een van de belangrijke invloeden op 'het nieuwe bouwen' aan. De invloed van de Stijl-groep met Mondriaan, Van Doesburg, Rietveld en van der Leek, en later op grotere afstand van Eesteren en Oud was groot. Maar er was meer: de CLAM, het Bauhaus, de functionele analyse en de kunstzinnige interpretatie ervan. Een ongelooflijke doorbraak van nieuwe vormen, nieuwe interpretaties, nieuwe zingeving en nieuwe idealen. Dada en Schwitters, Klee en Kandinsky, het non-figuratieve als ontdekkingsreis maar ook als aanzet van functionele analyse, zij zijn allen herkenbaar in de ontwikkeling van de moderne stedebouw. Het AUP is meer dan kunst. Het is ook een analyse van maatschap pelijke processen of liever: een antwoord op deze processen. In het AUP leggen de grondleggers verantwoording af voor de keuzes die zij maken. De woning nood, de armoede, de werkloosheid en de verpaupering van hele stadsdelen staan 51 4 Manfred Bock, De stijl en de stad, in: De Stijl 1917-1931, Uitgave van het Stedelijk Museum Amsterdam en het Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo (bladzijde 198).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 74