parallel lopende maar niet in het beleid geïntegreerde tendensen zijn nog niet overwonnen. Het jaar 1990 is wat dat betreft een jaar dat op een snijpunt lijkt te liggen van tegenstrijdige belangen. Een van de taken in de jaren '90 zal zijn om dit dilemma, dat ook de economische basis betreft van onze land- en tuinbouw, op te lossen. Het milieu en, op iets grotere afstand, het landschap, zal in toenemende mate aandacht vragen in de landinrichting. De nieuwe landinrichtingswet van 1985 biedt hiertoe ook de mogelijkheden. Maar evenals bij vorige 'wetsfasen' zal ook hier blijken dat de financiële regelingen en economische omstandigheden een hoofdrol zullen spelen bij het al dan niet realiseren van wat wettelijk is mogelijk gemaakt. Terug naar de stad. Reeds werd aangestipt hoe vanaf de jaren '60 ook daar grote turbulentie heerste. Op vele punten leidde dit tot een ingrijpende heroriëntatie van het politieke en planologische denken. Enkele voorbeelden: Stadsvernieuwing werd een centraal gegeven in het beleid van alle grotere gemeenten in toenemende mate gevoed en gesteund door het Rijk. Rotterdam nam het voortouw met name door de zeer krachtige wethouder Jan van der Ploeg, de eerste wethouder stadsvernieuwing in Nederland (1974). De ontwikkeling in Rotterdam is daarom zo belangrijk geweest omdat juist in Rotterdam de omzwaai zo groot was. In Amsterdam bijvoorbeeld was ook in de jaren '60 al veel aandacht gegeven aan het historisch karakter van de stad en werd ook in deze jaren de basis gelegd voor renovatie van veel woningwetwonin gen uit de eerste helft van deze eeuw. In Rotterdam daarentegen was de herbouw van de vernieuwde stad en uitbreiding met nieuwe woonwijken en industriegebieden de centrale focus van het politieke denken. Zoals Van der Ploeg schrijft: "de bijdrage aan het nationaal inkomen is onevenredig groot. In dat opzicht werd er wat groots verricht. Maar miezerig was de aanpak van de stadsvernieuwing en zelfs van de sanering"13. Sanering, krotopruiming: het waren woorden die wel pasten in de vocabulaire van na de oorlog. We kenden ze nog van het AUP Amsterdam. In 1955, in 1961 en in 1969 verschenen in Rotterdam 'saneringsnota's' die overigens nota's bleven. De laatste werd aanleiding tot een 'volksoproer' dat leidde tot stadsvernieuwing 'als alomvattend sociaal economisch proces', als: 'bouwen voor de buurt', als: 'mensgerichte planologie', als: 'vernieuwing mèt en vóór de bewoners', als: 'emancipatieproces voor bevolkingsgroepen', als: 'mentaliteit'. De compacte stad werd een beeldideaal. Geen grote verkeersdoorbraken en geen absolute prioriteit voor de auto werden uitgangspunten van het beleid dat door Max van der Berg, wethouder in Groningen, in de praktijk werd gebracht. Reeds in de jaren '50 en '60 waren de grote plannen van verkeersdoorbraken in 58 13 Stadsvernieuwing in Rotterdam, L.A. de Klerk en andere, VUGA, 1982,ISBN 90 6095 409 2, bladzijde 3.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1990 | | pagina 81