Richting en afstand staan centraal in de tweede week. Rasters, sloten, wegkanten, straatmeubilair, huizen en wat nog verder voor de uiteindelijk te vervaardigen kaart van belang is, wordt opgemeten. Een stapel formulieren met handgeschreven cijfermateriaal is het resultaat. "Veldwerken" in de vorm van schetsen worden meestal uit de losse hand vervaardigd om, tijdens de uitwerking enkele maanden later, nog eens te kunnen kijken hoe het ook al weer zat. Het zal niet de eerste keer zijn dat een aantal studenten in de kerstvakantie met hun OV-jaarkaart terugkeren om nog wat "vergeten" maten te meten. De detailmeting volgens het (kadastrale) meetlijnenverband vinden de studenten maar ingewikkeld. Gelukkig dat er maar een klein deel op deze wijze ingemeten moet worden. De studenten kunnen aan het begin van de derde week aardig inschatten, welk tempo aangehouden moet worden om het gehele gebied in te meten. De inmiddels vele extra nachtelijke uurtjes beginnen ook hun tol te eisen. Het tempo zakt. Niet erg, het lukt best. Zoals gezegd gaat het meten niet onopgemerkt aan de bewoners voorbij. Vaak komen er verzoeken "iets" op te meten, waar de bewoner zijn voordeel mee wil doen. Enkele voorbeelden. Het meten van de omtrek van een perceel omdat er een nieuw raster omheen moet of om de oppervlakte te kunnen berekenen vanwege een inschatting van de verwach te (aardappel)oogst. Het bepalen van de oppervlakte van een schuin dak omdat het riet daarop vervangen moet worden. Het uitzetten van perceelsgrenzen m.b.v. een kadastraal veldwerk. Het uitzetten van een bepaalde oppervlakte grond verkregen uit een erfenis. Indien mogelijk worden dergelijke verzoeken graag ingewilligd. Meestal staat er ook wel "iets" tegenover zoals een ijsje, frisdrank, een rondje in de bar, etc. De groep, die het eerst de metingen hebben afgerond en nog tijd over hebben krijgen de "eervolle" opdracht de kamplocatie en de omliggende landerijen in te meten. De "boer" vindt het maar wat leuk een kaart op schaal van zijn huis, schuren en weiland te hebben. De laatste donderdagavond wordt aangegrepen om het voorlopige behaalde resultaat uitbundig te vieren. Niet al te wakker wordt op vrijdag de boel weer ingepakt voor transport naar het geodesiegebouw in Delft, waarna voor de student de vakantie begint. Niet voor de begeleiders, want zij moeten de geleende meetapparatuur nog terugbrengen en de eigen "spullen" nakijken en op hun plaats terugzetten. Begin september immers begint het onderwijs weer voor de nieuwe eerstejaars. De studenten zijn na de vakantie wel tweedejaars geworden, maar moeten nog wel hun verzamelde meetgegevens van het eerste jaar handmatig uitwerken op een vel wit papier van lm bij 0.8m op schaal 1:1000 in RD en NAP. Met behulp van de poolcoördinato- graaf, transversaalschaal en passer worden de gemeten richtingen en afstanden op papier geprikt. Dan pas blijkt wat er zoal fout is gegaan en/of niet gecontroleerd kan worden. Toch begint de student er "lol" in te krijgen, want het beeld van het terrein begint op papier gestalte te krijgen. De punten worden op de juiste manier in potlood verbonden en vervolgens met de hand in inkt gezet. Straten krijgen namen, huizen nummers en ruitlijnen coördinaten. Een legenda verduidelijkt de gebruikte punt- en vlaksymbolen en de kaart is bijna klaar. Alleen de noordpijl ontbreekt nog! Het aangeven van de noord richting is essentieel op iedere kaart, dus ook op deze. Aangezien de vorm van deze "pijl" voor deze kaart niet is vastgelegd, kunnen de studenten hun creatieve vermogens en Technische ontwikkelingen 93

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 116