Uit deze tabel blijkt dat het grootste 3e jaars zomerkamp van de afgelopen 5 jaar het zomerkamp van 1991 in Zierikzee was, ten minste als we kijken naar het aantal kringnet- punten dat is gemeten (259). Het zomerkamp van 1992 (Markelo) was qua aantal 3e jaars studenten het grootst, in dat jaar maten 25 studenten 229 punten, althans dat was de bedoeling: als gevolg van diverse omstandigheden heeft de staf, samen met het kadaster, uiteindelijk meer dan de helft van alle punten gemeten. Voor wat betreft de gemiddelde produktie per ploeg valt op dat deze sterk varieert: van gemiddeld 12 punten per ploeg in 1992 tot 33 in 1991 en 1994. Als verklaring voor dit grote verschil in produktie wordt in de regel de moeilijkheid van het gebied aangevoerd, er zijn echter ook andere factoren die een rol spelen, 3 van deze factoren worden in dit verhaal toegelicht: Het weer De zomerkampen van 1991 en 1992 zijn in dit opzicht opmerkelijk om hier te vermelden. Uit de meteo-data, welke zijn gebruikt voor het reduceren van de afstanden, blijkt dat in deze 2 kampen de grootste extremen voor wat betreft de temperatuur zijn voorgekomen. Tijdens het winterkamp van 1991 lag de gemiddelde temperatuur op 15.8°C. Deze tempe ratuur kwam overeen met de laagst gemeten temperatuur tijdens het kamp van 1992. De gemiddelde temperatuur tijdens dat kamp bedroeg 22.1°C, deze waarde komt overeen met de hoogst gemeten temperatuur in het zomerkamp van 1991! Dat de weersomstandigheden tijdens het zomerkamp een belangrijke rol spelen behoeft geen nadere uitleg. Immers naarmate de gemiddelde temperatuur stijgt, stijgt ook de baromzet en dus zal de gemiddelde produktie per dag gaan dalen. Daalt daarentegen de temperatuur en wordt een ieder chagrijnig en koud, heeft dat in de regel tot gevolg dat men probeert deze ellende 's avonds zo snel mogelijk te vergeten waardoor de baromzet stijgt en dus de produktie overdag ook weer daalt. Dit beeld wordt echter niet bevestigd in de grafiek van figuur 1, hieruit blijkt dat er over de afgelopen 5 jaar een verband is aan te wijzen tussen de gemiddelde temperatuur en de gemiddelde produktie per ploeg: naarmate de gemiddelde temperatuur stijgt, daalt de produktie. Deze trend wordt nog duidelijker als we de produktie van 1994 (de driehoekjes in de grafiek) corrigeren voor het (grote) aantal punten dat in dit jaar met GPS is gemeten. Extrapoleren we vervolgens de regressielijn dan zien we dat bij een gemiddelde temperatuur van 25.3°C de pro duktie tot 0 is gedaald. Geodesie wereldwijd 104

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 127