Het project verzorgde de cursussen landmeetkunde I en n, planologie en ook de introduc
tie LIS/GIS, een vak dat tijdens het project aan het curriculum werd toegevoegd.
Daarnaast werden nog cursussen gegeven buiten de afdeling, zoals een inleiding landmeet
kunde voor de tweede-jaars studenten van de School of Engineering en cursussen
landmeetkunde voor studenten civiele techniek, agrarische techniek, en mijnbouw. Ook
werd de begeleiding van enkele eindprojecten door het project verzorgd.
Uit de tabel blijkt dat de nadruk van het geodetisch onderwijs ligt op landmeetkunde en
fotogrammetrie. Vakken als recht en planologie krijgen weinig aandacht, economie
helemaal niet. Verder zijn er geen keuze-mogelijkheden. Op papier bestaan ze wel, maar
door personeelsproblemen kunnen hiervoor geen extra mensen worden aangetrokken.
Jaarlijks begonnen zo'n acht studenten aan de studie geodesie. Dit lag in lijn met de
behoefte aan geodeten. In 1992 is hiernaar een onderzoek gedaan. Op dat moment waren
er 125 Zambiaanse geodeten op diverse niveaus werkzaam. De totale behoefte werd
geschat op 150. Een gedeelte van het tekort werd aangevuld door buitenlandse geodeten
in het kader van samenwerkingsprojecten, zoals hier beschreven. Sinds 1988 heeft de
UNZA ruim 50 geodeten opgeleid. Vermeldenswaard is dat er geen vrouwelijke geodeten
zijn opgeleid. Geodesie wordt als een typisch mannenvak beschouwd, SIDA heeft getracht
dit te doorbreken door twee studiebeurzen ter beschikking te stellen aan vrouwen, die
geodesie zouden willen studeren. De enige reactie kwam van mannelijke zijde: het was
een discriminerend voorstel.
Het academisch jaar bestond uit drie trimesters van tien weken. Na elk trimester werden
toetsen gegeven en na het laatste trimester examens. De examens betroffen de leerstof van
het gehele jaar. Docenten moesten een half jaar van te voren de opgaven en uitgewerkte
antwoorden inleveren. De examens werden ook aan externe examinatoren in het buiten
land voorgelegd om een hoge kwaliteit te waarborgen. Inmiddels is het academisch jaar
opgesplitst in twee semesters, die elk apart geëxamineerd worden.
Een dag bestond uit vier uur college 's ochtends en drie uur practicum 's middags.
Daarnaast moest regelmatig een huiswerkopdracht per vak worden ingeleverd. Toetsen,
examens, practicum- en huiswerkopdrachten bepaalden het uiteindelijke cijfer van een
vak. Het gemiddelde van alle vakken moest hoog genoeg zijn om naar een volgend
studiejaar te kunnen. In de vakanties werden stages gelopen. Indien een zomerkamp
georganiseerd kon worden, telde dat mee als stage. Een zomerkamp diende altijd in
opdracht van een bedrijf of overheidsdienst te geschieden. Voorbeelden van zomerkamp
opdrachten zijn (zie fig. 3):
- het leggen van een grondslag op een boerderij van honderden hectaren,
- het kadastraal opmeten van percelen van de UNZA, bestemd voor haar werknemers.
Op papier was elk academisch jaar tot in de kleinste details gepland. In de praktijk werd
het jaar dikwijls onderbroken. Studenten- en/of docentenstakingen kwamen zeker eenmaal
per jaar voor. Dat leidde vaak tot grote problemen, zoals sluiting van de UNZA voor
onbepaalde tijd, collectief ontslag van alle docenten, militairen met bajonet op het geweer
op de campus, etc. Zulke onderbrekingen zijn natuurlijk niet bevorderlijk voor de
continuïteit van het onderwijs en motivatie van personeel en studenten.
Geodesie wereldwijd
122