op wat tegenwoordig de Noord-Zuidrelaties genoemd worden4. Schermerhorn was na de
oorlog als politicus en premier nauw betrokken bij de onderhandelingen over de onafhan
kelijkheid van Indonesië. Door conservatieve groepringen werd hij lang gezien als
'verkwanselaar van ons Indie'Omdat dit jaar (1995) Nederland en Indonesia beide hun
50-jarig jubileum van een bevrijding vieren is de volgende persoonlijke anecdote over
Schermerhorn het vermelden waard. Omstreeks 1959 nodigde ik als voorzitter prof.
Schermerhorn uit om op de openbare jaarvergadering van de Gereformeerde Jeugdvereni
ging Christophorus een toespraak over de NOVIB te komen houden. De hoogleraar
stemde toe. Hij hoefde niet opgehaald te worden: 'Ik kom wel op mijn brommer'. Als
gevolg van de uitgebreide publiciteit voor die avond ontving mijn vader annonieme
dreigbrieven, mogelijk van een of meer anti-revolutionairen of oudstrijders, waarin
gesteld werd dat Schermerhorn, die verkwanselaar van ons Indië, Pijnacker niet levend
zou verlaten als hij het waagde er zijn gezicht te laten zien! Op advies van de politie
haalde ik Schermerhorn met een door de politie geëxcorteerde taxi op. De politie bleef de
hele avond aanwezig en de hoogleraar heeft nog jarenlang de geodesie en de maatschappij
gediend!
In die tijd raakte ik vooral geïnteresseerd in Afrika en India, waarover ik allerlei
populair-wetenschappelijke boeken (geschiedenis, geografie en politiek) las.
Stage bij Kamativi Tin Mines (KIM)
Als deel van de kandidaatsstudie moest je indertijd een half jaar stage landmeten doen. Na
veel geschrijf de wereld rond om een plek bij het Kadaster te ontlopen, had ik bij de MD
een ontmoeting met een mijnmeter van de Billitonmaatschappij, waaruit een stage
mijnmeten resulteerde bij Kamativi Tin Mines Ltd in het toenmalige Zuid-Rhodesië. Deze
stage paste uitstekend bij mijn afstudeerrichting landmeetkunde voor exploratiedoeleinden,
maar ook bij mijn belangstelling voor Afrika. Hoewel mijn docenten, m.n. de vaderlijke
Haasbroek, bedenkelijk keken en zich afvroegen of ik mentaal wel tegen het leven in zo'n
hard bedrijf in een racistisch bestuurd land bestand zou zijn, mocht ik afreizen.
De afdeling mijnmeten (Survey Department) op Kamativi telde drie blanke mijnmeters, en
een viertal zwarte meetarbeiders ('survey boys') onder een 'survey boss boy' Que-Que
genaamd. Het hoofd van de afdeling mijnmeten was zes maanden met lang verlof naar
huis in Zwitserland, de twee Zuidafrikaanse mijnmeters schoven een plaatsje op, en
onderaan kwam ruimte voor een stagiair uit Nederland, ik dus. De afdeling leidde ook de
bemonsteringsploeg bestaande uit een viertal 'sampling boys' onder de 'sampling boss
boy' Nathaniël Mkandla. Nathaniël en een assistent-boekhouder waren de hoogstgeplaatste
zwarten op Kamativi. Alle posities boven hen werden zonder uitzondering door blanken
uit Zuid-Rhodesië, Nederland en Zuid-Afrika, en enkele andere westerse landen, ingeno
men. De mijn kende vele andere ploegbazen, bijv. in de ondergrondse secties, in de
dagbouw, in de fabriek ('plant') waar het gesteente vergruisd en het tinerts kassiteriet
(tindioxide) uit het gesteente gewonnen werd, en in de smelterij. Als zwarten mochten
Nathaniël en Que-Que niet met de andere, ploegbazen, allen blanken, omgaan. Ze
Geodesie wereldwijd
130
Zie bijv. Schermerhorns artikel in het Lustrumboek 1960.