'j-> Van elk gemeten fotopunt wordt, gebruikmakend van de collineariteitsvergelijkingen, de opnamestraal gereconstrueerd. Er wordt zo een direkt verband gelegd tussen het gemeten fotopunt, de onbekende opnamegeometrie en de (bekende of onbekende) terreincoördina ten van het punt. Door de direkte band tussen de gemeten fotopunten en de te bepalen opnamegeometrie kan een hoge nauwkeurigheid bereikt worden. Verder wordt met het tegelijkertijd verwerken van meerdere foto's het aantal benodigde paspunten sterk gereduceerd. De besparing vloeit voort uit het feit dat de metingen van corresponderende punten op zichzelf al voldoende zijn om de opnamegeometrie van de foto's ten opzichte van elkaar te bepalen. De paspunten zijn alleen nodig om positie en oriëntering van het blok foto's als geheel te bepalen. De stralenbundelmethode kan met succes toegepast worden bij aerotriangulatie met SPOT beelden, mits rekening wordt gehouden met de verschillen in opnamegeometrie. Bij SPOT beelden is elke rij een aparte centrale projectie met een eigen projectiecentrum en een eigen oriëntering. Het projectiecentrum en de oriëntering van het beeldvlak veranderen met de tijd als gevolg van de beweging van de satelliet in haar baan en de continue verandering van de platformorientering. De opnamegeometrie hangt dus, behalve van de eigenschappen van het opname-instrument, af van de satellietbaan en de platformo riëntering. Fig.l. Blok van zes luchtfoto's Geodesie in het buitenland 141

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 163