van de afplatting van de Aarde. De vergelijking tussen de boogafstand Parijs - Perpignac en die van de boogafstand ten noorden van Parijs, deed geloven dat de Aarde naar de polen toe "langer" werd. Het effect deed zich voor bij de beëindiging van de meridiaan van Duinkerken in 1718, de noordelijke boog van 2° had een sterkere kromming dan de zuidelijke boog van 6°. Het werk van Cassini n, De la Grandeur et la Figure de la Terre (1722), beroemd door de uiteenzetting van de geodetische triangulatie, gaf steun aan de tegenstanders van de Newtoniaanse theorie. Maar deze laatste won terrein op het continent en om het probleem van de vorm van de Aarde op te lossen, organiseerde de Académie een expeditie naar Peru in 1735 en naar Lapland in 1736 om er een boog van de meridiaan te meten. Na terugkomst van de expeditie naar Lapland bleek de kromming zwakker te zijn dan in Peru, wat ogenschijnlijk een eind maakte aan de onzekerheid van de afplatting van de Aarde en dus omtrent de juistheid van de theorie van Newton. In realiteit konden de metingen door het geringe waar te nemen verschil en door de weinig nauwkeurige waarnemingsapparatuur geen formeel bewijs verschaffen voor de afplatting. Danig onder de indruk van dit alles vergeet ik maar even dat Snellius in het begin van de zeventiende eeuw al de theorie ontwikkelde van de triangulatie toen de voorvaderen van Cassini nog in de heuvels van Piemonte de schapen hoedden. Terwijl ik op het dak van het Observatoire sta en mijn ogen over de Parijse meridiaan laat gaan en de Jardin de Luxembourg met het Palais volkomen symmetrisch ten opzichte van deze meridiaan zie liggen, prijs ik me gelukkig dat ik tussen de uitvinders van de geodesie stage mag lopen. Stages over de grenzen 253

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 274