HET FIORES-AARDBEVINGSPROJECT IN INDONESIË
Jaron Samson en Ewald Fortuin
Zittend op een hagelwit strand heb je uitzicht over een helblauwe zee. Het is rond het
middaguur. De zon staat verraderlijk hoog aan de hemel. Je kunt dan het beste even in de
schaduw van een palmboom gaan zitten en genieten van je zelfgeplukte banaan, ananas,
mango of andere tropische vrucht.
Is het voorgaande opgenomen uit een reisgids? Nee, het is het uitzicht van twee op een
tropisch eiland op stage zijnde geodeten tijdens een van de zeldzame momenten dat ze
niet hard aan het werk waren. Menigeen zal zich nu afvragen wat een geodeet op een
tropisch eiland te zoeken heeft. Welnu, dat zit zo...
Op 12 december van 1992 werd het eiland Flores getroffen door zowel een aardbeving als
een tsoenami. Een tsoenami is een plotselinge beweging van de zeebodem. Een klein jaar
werd door een initiatief van het rampeninstituut DERC studenten de mogelijkheid geboden
om aan een project deel te nemen, waarin verschillende disciplines vertegenwoordigd
zouden zijn. Na een aantal bijeenkomsten in Delft werd uiteindelijk een projectgroep
gevormd, die bestond uit vier bouwkundigen, twee geodeten en een sociaal geograaf. Van
de geodeten werd verlangd dat ze een gedetailleerde kaart van het onderzoeksgebied
zouden leveren. Zelf zagen we het als een uitdaging om met relatief eenvoudige middelen
een zo'n goed mogelijk produkt te leveren én interdisciplinair te leren werken.
Op het eerste gezicht leek het een eenvoudige opdracht. Immers, een kaart maken dat
hadden we met zomerkamp toch ook al gedaan. Echter, een kaart maken in overleg met
studenten van andere vakgebieden hadden we nog nooit gedaan. Iets simpels als een
fundament van een huis blijkt dan niet zo simpel te zijn als we ooit gedacht hadden. De
bouwkundigen wilden graag dat de fundamenten op de kaart kwamen. Maar hoe weet en
geodeet nu precies wat het fundament van een huis is? In de praktijk betekende dit dat de
bouwkundigen de eerste keer dat we gingen meten met ons meeliepen om aan te geven
wat het fundament precies was. Vervolgens trokken we zonder de bouwkundigen de wijk
in, maten een paar huizen, karteerden deze dezelfde dag nog en lieten het resultaat direct
aan de bouwkundigen zien om te kijken of het aan hun verwachtingen voldeed.
Het doel dat uiteindelijk bereikt diende te worden, was het maken van een GIS. De kaart,
die wij moesten maken, zou als basis gaan dienen. De sociaal geograaf zou hem digitali
seren en zorgde er voor dat er een aantal inhoudelijke gegevens van de huizen verzameld
werden. Hiervoor werden circa 200 interviews afgenomen in de wijk. De bouwkundigen
leverden een aantal technische gegevens van de huizen en daarmee was het plaatje rond.
De stage, die wij gedaan hebben, is niet representatief voor de werkzaamheden van een
geodetisch ingenieur binnen het bedrijfsleven. De verrichte werkzaamheden en ondervon
den problemen zijn daarentegen wel representatief voor de werkzaamheden van een
geodetisch ingenieur in een ontwikkelingsland als Indonesië. Wat betreft de problemen
bedoelen we hier in de eerste plaats het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen om
te mogen landmeten.
Geodesie wereldwijd
258