ONTWIKKELINGEN IN DE PUNTSBEPALING prof.dr.ir. P.J.G. Teunissen Inleiding Puntsbepaling is het vakgebied dat zich - voor een breed scala van toepassingen - richt op het bepalen van de ruimtelijke figuur van de aarde of van delen daarvan. De te bepalen ruimtelijke figuur wordt vastgelegd door een voldoende aantal representatieve punten, waarvan de onderlinge ligging door middel van richtings- en afstandmetingen in een coördinatenstelsel wordt beschreven. De puntsbepaling heeft de laatste jaren, vooral door toedoen van de zeer succesvolle invoering van het GPS, opmerkelijke ontwikkelingen doorgemaakt. Zo zijn nieuwe meet- en verwerkingsconcepten geïntroduceerd en ongeken de nauwkeurigheids-verbeteringen gerealiseerd. Ook is een verbeterde onderlinge afstemming van puntsbepalingsconcepten bereikt voor de te onderscheiden ruimteschalen en domeinen van toepassing (land, zee, lucht en ruimte). En op het gebied van de referentiesystemen vindt momenteel een wereldwijde vernieuwing plaats, waarbij naast de passieve systemen nu ook actieve referentiesystemen worden ingericht. Het zijn deze en andere ontwikkelingen die de hedendaagse vernieuwingen in de puntsbepaling kenmerken. Een greep uit deze ontwikkelingen zal in deze Lustrumbijdrage besproken worden. GPS: van code- naar draaggolfmeting Eind jaren zeventig ontstond het bewustzijn dat GPS - het door het Amerikaanse ministe rie van defensie (DoD) voor wereldwijde enkelpuntsbepaling ontwikkelde satellietensys teem - ook voor zeer precieze, en dus geodetische, relatieve puntsbepaling geschikt zou zijn; dit enigszins analoog aan hoe quasars bij de Very Long Baseline Interferometry (VLBI) gebruikt worden. Deze belangrijke stap werd mogelijk gemaakt toen men zich realiseerde dat: 1) de zeer precieze meting op de draaggolf (de fasemeting) bij een gelijktijdig volgen van een voldoende aantal satellieten over een voldoende lange tijdsperiode, nauwkeurige informatie bevat over de onderlinge ligging van de bij de meting gebruikte ontvangers; 2) men niet perse gebruik hoefde te maken van schotelantennes, maar in de plaats daarvan genoegen kon nemen met zogenaamde omni-directional antennes; dit vanwege het feit dat fasemetingen in veel mindere mate dan de codemetingen gevoelig zijn voor signaalreflecties ('multipath'); en 3) de eisen die gesteld dienden te worden aan de stabiliteit van de klok reuze mee viel; dit vanwege het feit dat de meetopzet het mogelijk maakt, hetzij de klokparameters mee te schatten, hetzij deze te elimineren door middel van verschilmeting. Technische ontwikkelingen 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 36