De erkenning van het grote belang van de fasemeting, gecombineerd met de relatief milde eisen die aan de ontvanger hardware gesteld dienden te worden, is het startsein geweest voor de verdere ontwikkeling van de civiele gebruiksmogelijkheden van GPS. Vooral in het laatste decennium zijn door verbeteringen in hardware (ontvanger en antenne ontwerp) en software (scherpere modellering en geavanceerde verwerkingsmethodes) spectaculaire nauwkeurigheidsverhogingen bereikt. Zo laat figuur 1 - op basis van in de literatuur gerapporteerde resultaten - zien, dat in de periode van 1982 tot en met 1992, zo gemid deld iedere 3 jaar een orde van grootte verbetering in de relatieve precisie is bereikt. De laatste paar jaren heeft dit niveau zich enigszins gestabiliseerd, onder andere vanwege beperkingen in de atmosferische modellering. Deze hoge nauwkeurigheid, gecombineerd met het relatieve gemak waarmee GPS zich voor velerlei verschillende toepassingen laat gebruiken, heeft een geweldige proliferatie van GPS te zien gegeven en ertoe geleid dat GPS nu als een van de belangrijkste puntsbepalingssystemen kan worden aangemerkt. In bijv. [Teunissen, 1991a] wordt een overzicht van toepassingen gegeven. Fig.l. Ontwikkeling van GPS basislijnprincipe [Blewitt, 1993] Mondiale puntsbepaling Ook binnen het geodetisch toepassingssegment van de zeer precieze, mondiale punts bepaling heeft GPS, naast de meer traditionele ruimtemethoden als VLBI en Satellite Laser Ranging (SLR), zijn vaste plaats verworven. Het is eigenlijk nog niet eens zo lang geleden dat men dacht dat deze positie voor GPS onhaalbaar zou zijn. Zo was men oorspronkelijk van mening dat GPS geen rol van betekenis zou kunnen spelen bij het vastleggen van mondiale referentiesystemen. De rol toegedicht aan GPS, lag dan ook eerder als 'interpolator' op het terrein van de verdichting van het met behulp van VLBI Geodesie wereldwijd c O O O c O M ra ffl 1990 1992 1984 1986 1988 1982 14

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 37