Alhoewel deze problemen op het eerste gezicht soms zeer uiteenlopend zijn, is het gemeenschappelijke in al deze problemen echter toch steeds, dat twee of meer sets van coördinaten van puntenvelden, veelal beschreven in verschillende coördinatenstelsels, onderling via de gemeenschappelijke punten - de aansluitingspunten - worden aangesloten. Een in [Teunissen, 1993a] geïntroduceerde deftige definitie van de aansluiting luidt: het via de aansluitingspunten combineren van de elkaar overlappende puntenvelden, zodanig dat van alle punten een consistente coördinaatbeschrijving in één coördinatenstelsel wordt verkregen. In deze definitie herkennen we de tweeledige functie van de aansluiting, namelijk de vormaanpassing en de stelselaanpassing. De consistentie in de coördinaat beschrijving wordt bewerkstelligd door een vereffening op vorm van de overlappende puntenvelden, terwijl de eenduidigheid in het coördinatenstelsel wordt bereikt door de verschillende coördinatenstelsels naar één en hetzelfde coördinatenstelsel te transformeren. Drie verschillende methoden van aansluiting kunnen worden onderscheiden, namelijk de kleinste-kwadraten aansluiting, de pseudo kleinste-kwadraten aansluiting en de aansluiting middels de overbepaalde transformatie [Teunissen e.a., 1987], [de Heus, 1988], [Teunis sen, 1993a] en [Kenselaar, 1994]. Bij elk van deze drie methoden vindt een aanpassing van het coördinatenstelsel plaats. De drie methoden verschillen echter in de wijze waarop de vormaanpassing wordt uitgevoerd. De kwaliteit (precisie en betrouwbaarheid) van het resultaat na aansluiting is dan ook per aansluitingsmethode verschillend. Naast de aansluitingsmethoden, kan ook nog een onderscheid gemaakt worden naar aansluitings procedures. Dit betreft de algoritmische realisering van de aansluitingsmethode. Voor een overzicht van de aansluitingsprocedures, met hun respectievelijke voor- en nadelen, wordt verwezen naar [Teunissen, 1993a]. Alhoewel een groot aantal in de praktijk voorkomende aansluitingsproblemen goed met de bestaande aansluitingstheorie kan worden opgelost, zijn - afhankelijk van de toepassing - nog aanvullingen op een aantal onderdelen gewenst. Twee voorbeelden daarvan zijn: (1) introductie van meer gedifferentieerde vervangingsmatrices; met een eenvoudige en realistische schattingsmethode (analoog aan de kansmodelschatting) voor de parameters die de precisie beschrijven en de mogelijkheid van een variabele afstemming op de behoefte van de praktijk, en (2) verbreding van de bestaande toetsprocedures; opdat niet alleen op modelfouten in het functiemodel, maar ook op de overige modelaannamen (kansmodel) scherper kan worden gecontroleerd. Actieve GPS referentiesystemen Naast de al aangehaalde vernieuwing van coördinatenstelsels, is de introductie van zogenaamde Actieve GPS Referentie Systemen (AGRS) een tweede belangrijke ontwikke ling die op regionaal en landelijk niveau gaande is. Enigszins analoog aan de opzet van het IGS, bestaat een AGRS uit een netwerk van referentiestations, een datacommunicatie structuur en een centraal rekencentrum. De in coördinaten bekende referentiestations kunnen beschouwd worden als actieve grondslagpunten, uitgerust met permanent opgestelde geavanceerde GPS-ontvangers waarmee continu de aan de hemelbol 'zichtbare' satellieten worden gevolgd en waargenomen. Naast het verzamelen van de data, hebben de referentie-stations tevens tot taak de bewaking van de kwaliteit van de ontvangen data Geodesie wereldwijd 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1995 | | pagina 43