vaak breder worden ingezet. Door die informatie te verkopen kunnen bovendien de kosten
van het opzetten en bijhouden van de registraties worden teruggewonnen, mits de
informatie voldoende "auteursrechtelijk" beschermd kan worden11. Hoe ver kan daarmee
worden gegaan? Met name als de markt veel geld over heeft voor dit soort informatie,
komt een (vercommercialiseerde) overheid in het spanningsveld tussen de belangen van de
geregistreerde en haar eigen financiën.
De relevantie van een gemeentelijke vastgoedregistratie beperkt zich derhalve veelal niet
tot het (interne) gemeentelijk functioneren. Zij hebben vaak een groot maatschappelijk
nut. De maatschappij is gebaat bij openbaarheid van gegevens, zoals onder andere ten
aanzien van gebouwen. Dit blijkt ook uit de uit 1992 daterende Structuurschets voor de
vastgoedinformatievoorziening van de RAVI. Toch ontbreekt het aan een institutionele
regeling als die ten aanzien van de kadastrale registratie wel bestaat. Vanuit kringen van
gemeentelijke vastgoedinformatiebeheerders wordt daarom gepleit voor een wettelijke
grondslag voor gemeentelijke vastgoedregistraties, waarbij eigen (privacy)regels kunnen
gelden, net als bij de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA), de
Kamers van Koophandel en het Kadaster. Op deze wijze kan de openbaarheid worden
ingekaderd, zodat er toch een meerwaarde overblijft.
In de praktijk worden veelal praktische oplossingen gezocht om de problematiek te
vermijden. Zo wordt vaak alleen informatie verstrekt wanneer de vraag vanuit objecten is
geformuleerd; niet wanneer deze op personen is gericht. Bevat de verstrekking NAW-
gegevens (naam, adres, woonplaats) dan wordt een verstrekkingsprotocol bijgehouden.
Hierbij dient bedacht te worden dat door koppeling van gegevens over gebouwen uit de
(gemeentelijke) werkprocessen, de kadastrale informatie van het Kadaster en de gebruiks
gegevens over bedrijven van de Kamer van Koophandel samen met de stratentabel allerlei
relaties kunnen worden gelegd tot op het persoonsniveau. Bij dit soort toepassingen zal
toch steeds door degene die het initiatief neemt tot de koppeling weer de vraag moeten
worden gesteld of de WPR van toepassing is. Houders van vastgoedregistraties proberen
in dit spanningsveld een evenwicht te vinden tussen enerzijds het uitgangspunt van
openbaarheid en anderzijds de wens tot bescherming van de privacy. De huidige regelge
ving biedt daarbij nauwelijks de helpende hand.
Enkele conclusies
Privacybescherming is bij vastgoedregistraties van groot belang. Dit soort registraties
bevat behalve vastgoedgegevens namelijk ook veel persoonsgegevens. Bovendien is een
deel van de vastgoedgegevens ook indirect tot personen herleidbaar. In dat geval is in het
algemeen de WPR van toepassing. Een speciale plaats wordt ingenomen door de openbare
registers en de kadastrale registratie. Deze registraties vallen op grorld van artikel 2 WPR
niet onder de werking van de WPR. Het primaire doel van deze registraties is immers het
verschaffen van rechtszekerheid ten aanzien van onroerende zaken. Uitgangspunt is
Technische ontwikkelingen
In de praktijk levert dit veel problemen op; zie M. Rietdijk en J. de Jong - Bescherming
van vastgoedinformatie tegen ongeoorloofd gebruik, 1995
39